VTH 1, les 2 2024 modulair

Verpleegtechnische handelingen 1



Verrichtingen, risicovolle handelingen en voorbehouden handelingen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Verpleegtechnische handelingen 1



Verrichtingen, risicovolle handelingen en voorbehouden handelingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VTH 1
week 1 : wetgeving, voorbehouden handelingen en medicatie
week 2: medicatie
week 3: wondzorg
week 4: wondzorg en warmteregulatie
week 5: diabetes , bloedsuiker meten en insuline toedienen
week 6: subcutaan en intramusculair injecteren
week 7: monsters verzamelen en voorbereiden toets
week 8: herhaling, oefenen en inhalen
week 9: toets
week 10: herkansing toets




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplan:
Quiz vorige week
Medicatie

Slide 3 - Tekstslide

Quiz:
Wet BIG, bevoegdheid en bekwaamheid
1. Wat regelt de Wet BIG?
o A) De werktijden van zorgverleners
o B) De bevoegdheid en bekwaamheid van zorgverleners
o C) De financiering van de gezondheidszorg
o D) De rechten van patiënten
2. Welke handelingen vallen onder de voorbehouden handelingen?
o A) Het nemen van een röntgenfoto
o B) Het aanbrengen van een verband
o C) Het toedienen van insuline via injectie
o D) Het inbrengen van een infuus
3. Wat is een risicovolle handeling?
o A) Een handeling die alleen een arts mag uitvoeren
o B) Een handeling die risico’s kan hebben als deze niet correct wordt uitgevoerd
o C) Een handeling die valt onder de Wet BIG
o D) Een handeling die een patiënt zelfstandig kan uitvoeren
4. Wat is nodig om bevoegd te zijn voor een handeling?
o A) Alleen een diploma hebben
o B) Zowel een diploma als BIG-registratie hebben
o C) Regelmatig protocollen doornemen
o D) Supervisie van een arts hebben
5. Welke wet is vooral gericht op de bescherming van patiënten?
o A) Wet BIG
o B) Arbeidsomstandighedenwet
o C) Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO)
o D) Zorgverzekeringswet
6. Hoe kun je bekwaam blijven?
o A) Regelmatig oefenen en trainingen volgen
o B) Je diploma updaten
o C) Alleen basiszorg verlenen
o D) Alleen onder toezicht werken
7. Wie mag risicovolle handelingen uitvoeren?
o A) Alleen artsen
o B) Iedereen met een diploma in de zorg
o C) Bevoegde én bekwame zorgverleners
o D) Zorgverleners onder toezicht
8. Wat moet je doen als je een handeling niet meer bekwaam voelt uit te voeren?
o A) Toch proberen en leren van fouten
o B) Het overlaten aan een collega of supervisor
o C) De cliënt informeren over de risico's
o D) Alleen de eenvoudige delen uitvoeren
9. Welke stappen volg je volgens een protocol bij een voorbehouden handeling?
o A) Controle, voorbereiding, uitvoering, evaluatie
o B) Voorbereiding, overleg met de arts, uitvoering
o C) Alleen uitvoeren na supervisie
o D) Toestemming vragen aan de cliënt
10. Waarom is een protocol belangrijk?
o A) Het voorkomt aansprakelijkheid
o B) Het garandeert een standaard en veilige uitvoering
o C) Het maakt supervisie eenvoudiger
o D) Het vervangt bekwaamheid
 Antwoorden en uitleg
1. B) De bevoegdheid en bekwaamheid van zorgverleners
o De Wet BIG regelt wie welke medische handelingen mag uitvoeren en zorgt zo voor kwaliteitsbewaking in de zorg.
2. C) Het toedienen van insuline via injectie
o Voorbehouden handelingen, zoals injecties, brengen risico's met zich mee en mogen alleen door bevoegd en bekwaam personeel worden uitgevoerd.
3. B) Een handeling die risico’s kan hebben als deze niet correct wordt uitgevoerd
o Risicovolle handelingen kunnen complicaties veroorzaken en vragen om specifieke kennis en vaardigheden.
4. B) Zowel een diploma als BIG-registratie hebben
o Bevoegdheid vereist een erkende opleiding en registratie in het BIG-register.
5. A) Wet BIG
o Deze wet heeft als doel de kwaliteit van zorg te waarborgen en patiënten te beschermen tegen ondeskundig handelen.
6. A) Regelmatig oefenen en trainingen volgen
o Bekwaam blijven vraagt om continu bijscholen en oefenen om vaardigheden actueel te houden.
7. C) Bevoegde én bekwame zorgverleners
o Alleen wie bevoegd (diploma, BIG-registratie) en bekwaam is (ervaring, actuele kennis) mag deze handelingen uitvoeren.
8. B) Het overlaten aan een collega of supervisor
o Als je niet bekwaam bent, mag je een handeling niet uitvoeren. Veiligheid gaat voorop.
9. A) Controle, voorbereiding, uitvoering, evaluatie
o Deze stappen zorgen ervoor dat de handeling zorgvuldig en volgens de richtlijnen wordt uitgevoerd.
10. B) Het garandeert een standaard en veilige uitvoering
o Protocollen minimaliseren risico’s en zorgen voor uniformiteit in de zorg. 

Lesdoelen vorige week 
  • Ik weet wat de wet BIG inhoudt
  • Ik weet wat een voorbehouden handeling is
  • Ik weet aan welke voorwaarden je moet voldoen om een voorbehouden handeling uit te voeren
  • Ik weet het verschil tussen een voorbehouden en een risicovolle handeling
  • Ik kan uitleggen wat bevoegd en bekwaam is

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie 
Basiskennis

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
controle, rapportage, bijwerkingen, vermalen van medicijnen, geven met appelmoes, medicatie wel/niet samen geven, nuchter etc
                                        Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je benoemen:

  • Ik kan minimaal 3 soort medicatievormen benoemen
  • Ik kan minimaal 3 soorten van toediening benoemen 
  • Ik weet wat de regel van 5 is en kan deze opnoemen
  • Ik kan 5 risico's van medicatiegebruik benoemen
  • Ik weet wat bijwerkingen van medicatie zijn en waar je dit terug kunt vinden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelen en voorschriften
 Geneesmiddelenwet regelt in Nederland zaken rondom de productie, de handel, het voorschrijven en verstrekken van geneesmiddelen. De wet bevat ook voorschriften om een veilig gebruik van geneesmiddelen te stimuleren.

Opiaten zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geneesmiddelenwet
  • Op recept
  • Zonder recept, alleen in apotheek
  • Zonder recept, alleen in apotheek of drogist
  • Zonder recept, algemeen verkrijgbaar

Arts moet op de hoogte zijn van de eigenschappen van medicatie.
Arts moet de patiënt voorlichten.
Arts en patiënt bepalen wat de meest geschikte toedieningsvorm is.



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vormen en toedieningsvormen van medicatie ken jij?

Schrijf minimaal 2 soorten op
een Post-It en plak deze op het bord.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


  • Oraal --> tablet, dragee, capsule, poeder, drank
  • Rectaal --> zetpil
  •  Transcutaan --> pleisters, zalf
  • Vaginaal
  • Sublinguaal --> spray onder de tong
  • Intraveneus
  • Intramusculair
  • Subcutaan
  • Neus /  oog / oor
  • Inhalatie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij verhuizing van de cliënt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie & ouderen
Problemen bij inname door:


  • Slikproblemen
  • Visusproblemen
  • Coördinatieproblemen
  • Verwardheid

Oefenopdracht: geef per probleem 1 reden aan waardoor het een probleem is. Bijvoorbeeld visusprobleem vanwege slechtere ogen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd in originele verpakking
< Baxter 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra waarschuwingsstickers

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Baxterzakjes 
Op medicatie geleverd in baxterzakjes staat vermeld:

  • Datum
  • Tijd van inname
  • Naam en geboortedatum cliënt
  • Medicijn: naam, sterkte, vorm en kleur

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke medicijnen zitten niet in de baxter?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Losse medicijnen
Zalf, pleister, poeder, inhalatiemedicatie, zetpillen, chemotabletten, antibioticakuur, antistollingsmedicatie trombosedienst

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Ophoping medicijn
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 20 - Tekstslide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering 
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid

Slide 21 - Tekstslide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
Checks: Bijsluiter
Farmaceutisch kompas (app)

5 j's
  • Juiste client
  • Juiste medicijn
  • Juiste tijd
  • Juiste hoeveelheid en dosering
  • Juiste wijze

Datum!! En evt. interactie met andere medicijnen




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd voor kennis testen!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet ........ zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze medicijnvorm noemen we
A
Dragee
B
Tablet
C
Zetpil
D
Smelttablet

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Smelttablet
D
Capsule

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze medicijnvorm noemen we
A
Drank
B
Klsyma
C
Gel
D
Spray

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze medicijnvorm noemen we
A
Gel
B
Klysma
C
Drank
D
Druppelvloeistof

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Smelttablet

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paracetamol is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Echinaforce is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fosinopril (bloeddrukverlager) is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een reactievermogen sticker is....
A
blauw
B
wit
C
groen
D
geel

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie uitzetten
- dubbel check  (apotheek)
- baxtersysteem 
- aftekenen van medicatie
Fouten bij medicatie 
MIC melding (instelling moet fouten bijhouden)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
6 groepjes:
 rouleren.
4 x casus.
1x week uitzet.
1 x dag uitzet.





Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen behaald?
  • Ik kan minimaal 3 soort medicatievormen benoemen
  • Ik kan minimaal 3 soorten van toediening benoemen
  • Ik weet wat de regel van 5 is en kan deze opnoemen
  • Ik kan 5 risico's van medicatiegebruik benoemen
  • Ik weet wat bijwerkingen van medicatie zijn en waar je dit terug kunt vinden.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor volgende week maandag:

Thiememeulenhoff
              Verpleegtechnische handelingen n4
    module: 1 en module 9.2 en 9.3



Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Hoe vond je de les? Hoe zit je er nu bij? Waarom?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies