Woordsoortbenoeming vmbo-leerlingen

Woordsoorten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
A. Straks zie je drie zinnen. 

Wat zijn  werkwoorden in de zin? 

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn werkwoorden in de zin?

1. Op de methodesite kun je veel extra opdrachten vinden.

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn werkwoorden in de zin?

2. Vanavond heeft Patrick het eten gekookt.

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn werkwoorden in de zin?

3. De paarden hinniken vanwege het hoge geluid.

Slide 5 - Open vraag

Uitleg
B. Beantwoord de vragen over lidwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Welke lidwoorden zijn er?

Slide 7 - Open vraag

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET regent heel hard!
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 8 - Quizvraag

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET speeltoestel wordt helemaal nat.
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg
C. Je ziet straks 3 rijen met woorden. 
Noteer uit de rij het zelfstandige naamwoord. 

Zet het juiste lidwoord ervoor en bedenk er een bijvoeglijk naamwoord bij, als dit kan.

Slide 10 - Tekstslide

Noteer het zelfstandige naamwoord.

regenen - grasmaaier - sneeuwt

Slide 11 - Open vraag

Noteer het zelfstandige naamwoord.

laten - Emmen - begrijp

Slide 12 - Open vraag

Noteer het zelfstandige naamwoord.

harken - blijft - piraat

Slide 13 - Open vraag

Uitleg
D. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle zelfstandige naamwoorden die erin staan. 

Slide 14 - Tekstslide

Noteer de zelfstandige naamwoorden

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Slide 15 - Open vraag

Uitleg
E. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden die erin staan. 

Slide 16 - Tekstslide

Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Slide 17 - Open vraag

Uitleg
F. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle voorzetsels die erin staan.

Slide 18 - Tekstslide

Noteer alle voorzetsels

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Slide 19 - Open vraag

Uitleg
G. Je ziet straks 2 sleepvragen.

1. Sleep de woordsoorten naar het juiste woord.
2. Sleep het woord naar de juiste woordsoort.


Slide 20 - Tekstslide

De
velden.
grote
valt
op
sneeuw
lw
zelfst. nw.
Bijv.nw
ww
voor-zetsel
zelfstn. nw

Slide 21 - Sleepvraag

De
ijspegel
lange
hangt
eraan.
lw
zelfst. nw.
Bijvoegl. nw.
ww
voor-zetsel

Slide 22 - Sleepvraag

Uitleg
H. Maak een zin met een bouwplan. 

ww = werkwoord
lw = lidwoord
zn = zelfstandig naamwoord
bn = bijvoeglijk naamwoord
vz = voorzetsel

 



Slide 23 - Tekstslide

Formuleer een correcte zin a.d.v. de volgende woordsoorten

lw - bn - zn - ww

Slide 24 - Open vraag

Formuleer een correcte zin a.d.v. de volgende woordsoorten

lw - znw - ww - vz – lw – znw

Slide 25 - Open vraag

einde oefening

Slide 26 - Tekstslide