2M Spelling blok 1 t/m 6 Herhaling

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De ... van de ... is om dit jaar de schoolfeesten te organiseren.
A
funktie, comissie
B
funktie, commissie
C
functie, comissie
D
functie, commissie

Slide 4 - Quizvraag

Dat het bedrijf *** is gegaan, komt door slechte *** met de klanten.
A
failliet, communicatie
B
failiet, communicatie
C
failliet, comunicatie
D
failiet, comunicatie

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

een ……………………………….. (verbreden) weg
A
verbreden
B
verbrede
C
verbreedden
D
verbreedde

Slide 7 - Quizvraag

een ……………………………….. (ijzer) discipline
A
ijzeren
B
ijzere

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Mevrouw van Dongen gaat verhuizen.
B
Mevrouw Van Dongen gaat verhuizen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
16 Jaar geleden werd hij geboren.
B
16 jaar geleden werd hij geboren.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'melodie'?
A
melodiën
B
melodieën

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'perzik'?
A
perziken
B
perzikken

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Zij vinden dat .... gestraft moeten worden.
A
beide
B
beiden

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Hieronder staan twee woorden. Maak een samenstelling van de gegeven woorden.
goed + morgen 
A
goedemorgen
B
goedenmorgen

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

rode wijn en witte wijn
A
rode - en witte wijn
B
rode en witte wijn

Slide 22 - Quizvraag

zomervakantie en herfstvakantie
A
zomer- en herfstvakantie
B
zomer en herfstvakantie
C
zomervakantie en herfst-
D
zomer en -herfstvakantie

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Let op de apostrof. Welk woord is goed gespeld?
A
bureau's
B
bureaus
C
bureau-s

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Lees de zin hieronder. Je herschrijft de zin in de directe rede en plaatst het citaat achteraan in de zin.

De marsleider commandeert dat we moeten doorlopen
A
De marsleider commandeert: 'Doorlopen!'
B
De marsleider commandeert: 'doorlopen!'
C
De marsleider commandeert: Doorlopen!
D
De marsleider commandeert: doorlopen!

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Welke zin heeft alle komma's op de goed plaatsen?
A
Op een mooie, warme zomerdag ga ik niet naar de bioscoop, tenzij er een hele mooie film draait.
B
Op een mooie warme zomerdag, ga ik niet naar de bioscoop, tenzij er een hele mooie film draait.
C
Op een mooie, warme zomerdag, ga ik niet naar de bioscoop, tenzij er een hele mooie film draait.

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Kies de juiste schrijfwijze.

Op vrijdagavond geeft de mijnwerker al zijn geld uit in de … .
A
Pub
B
Pup

Slide 31 - Quizvraag

Met welk onderdeel/onderdelen wil je nog oefenen?

Slide 32 - Open vraag

En nu?
Met welk onderdeel wil je nog oefenen?

Op Niveau > Bijspijkeren > Spelling
of verder werken aan je voorwerpenschrijfopdracht/betoog

Slide 33 - Tekstslide