Fictie les 2

Fictie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer
Fictie
Verhalen die zijn geschreven om je te amuseren (vermaken) zijn fictie. Ze hebben een hoofdpersoon van wie je weet wat hij of zij denkt en voelt. Het zijn verhalen die verzonnen zijn.
Er is realistische en niet-realistische fictie.


Non-fictie
Alle teksten die zijn geschreven met een ander doel dan je te amuseren (bijvoorbeeld informeren of overtuigen) zijn non-fictie. Het zijn teksten die gaan over de werkelijkheid en waarin feiten staan.

Slide 2 - Tekstslide


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 4 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 5 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 7 - Quizvraag

Lesdoel:
Ik weet:
  • wat het perspectief van een verhaal is.
  • wie de hoofdpersoon is van een verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Perspectief
Perspectief
Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dat de hoofdpersoon.



Wisselend perspectief
Als je van meerdere personen in een verhaal weet wat ze denken en voelen, is er sprake van een wisselend perspectief. De ene keer zit je in het hoofd van de ene persoon en de andere keer in het hoofd van de andere persoon.

Slide 9 - Tekstslide

Ik-vorm

Als een verhaal een ik-persoon heeft, is het geschreven in de ik-vorm. Je weet wat de ik-persoon denkt en voelt.

Slide 10 - Tekstslide

Hij/zij-vorm
Als er geen ik-persoon in het verhaal voorkomt, is het verhaal geschreven in de hij- of zij-vorm.

Slide 11 - Tekstslide

Wat nu?
Werkboekje Fictie, blz. 4-5

We maken nu opdracht 3 op bladzijde 4 en 5 in je werkboekje. Na 10 minuten bespreken we samen de antwoorden.

Als je eerder klaar bent, begin je aan opdracht 4.3 (vanaf tekst Password op blz. 6)


timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

We lazen net over Hugo Kotsbos zijn avonturen op school. Kan jij je voorstellen dat hij van zijn achternaam baalt?
010

Slide 13 - Poll

Hoe goed kun jij je inleven in (hoofd)personages uit boeken/series/games?
Niet goed
Een beetje
Goed
Heel goed
TE goed (te meelevend)

Slide 14 - Poll

1

Slide 15 - Video

02:29
Kon jij je inleven tijdens dit fragment?
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 16 - Quizvraag