In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Politiek-juridisch dimensie
Slide 1 - Tekstslide
Politiek-juridisch dimensie
Waar denk je aan bij dit onderwerp?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Opdracht
Zoek in groepjes van 3 informatie over de volgende politieke partijen, je kiest er 1 per groepje.
Daarbij benoem je de standpunten van de partij en wat jouw mening is over de partij. Tijd: 15 min minuten.
Slide 4 - Tekstslide
1. Wie heeft of hebben de macht in een democratie
A
Burgers
B
De koning of koningin
C
De tweede kamer
D
De rechter
Slide 5 - Quizvraag
Combinatie van partijen die keuze maken om samen te gaan werken na de verkiezingen noemen we
A
kabinet
B
coalitie
C
regering
D
vergaderen
Slide 6 - Quizvraag
Als er een probleem is in Nederland moet daar een oplossing voor komen. Meestal gebeurt dit met ....
A
Boycotten
B
nieuwe wetgeving
C
een nieuwe grondrecht
D
verkiezingen
Slide 7 - Quizvraag
Welke onderdeel staat er niet op een stembiljet
A
kandidaten
B
lijstrekker
C
partijnaam
D
zetelverdeling
Slide 8 - Quizvraag
uitspraak: "het individu is belangrijker dan de samenleving als geheel" Bij wat voor partij past deze uitspraak?
A
Groene partij
B
BBB
C
Rechtse partij
D
Linkse partij
Slide 9 - Quizvraag
De overheid heeft plannen. Stel jij vindt het slechte plannen. Je schrijft een brief en verzamelt handtekeningen. Bij meer dan 40.000 handtekeningen moet de tweede kamer het bespreken. Welk begrip past hierbij
A
petitie
B
protesteren
C
staken
D
Lobbyen
Slide 10 - Quizvraag
In een rechtsstaat.......
A
zijn burgers niet beschermd tegen macht van de staat
B
mogen burgers stemmen over wie de macht heeft
C
moet de overheid en burgers zich aan de wet houden
D
moet de overheid voor de burgers zorgen
Slide 11 - Quizvraag
Als je overtreding of misdaad hebt begaan, krijg je te maken met het....
A
strafrecht
B
civiel recht
C
grondrecht
D
bestuursrecht
Slide 12 - Quizvraag
Vrijheid van meningsuiting heeft grenzen. De rechter bepaald of je een grens over bent gegaan. Hij kijkt daarbij naar wat je hebt gezegd. Waar kijkt hij nog meer naar?