Les 2HA 9 oktober

Wilkommen
Anwesenheit
Lernziel
Hausaufgaben kontrollieren
Voorzetsels met 4de naamval
Verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval
An die Arbeit
Blooket

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wilkommen
Anwesenheit
Lernziel
Hausaufgaben kontrollieren
Voorzetsels met 4de naamval
Verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval
An die Arbeit
Blooket

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele
- Ik weet welke voorzetsels er met de vierde naamval gaan.
- Ik weet het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
- ik kan persoonlijke voornaamwoorden in de vierde naamval

Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgaben kontrollieren
Aufgabe 10 (Seite 23)
Aufgaben 1, 2, 4 (Seite 25 und 27)

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels met vierde naamval
- Wat zijn voorzetsels?
-Welke voorzetsel zijn er die gaan met de vierde naamval?
 

Slide 4 - Tekstslide

voorzetsels met de vierde naamval
durch          
für   
gegen
ohne 
um

Slide 5 - Tekstslide

Wir fahren durch d....... Land (o).
Ich spiele gegen d........ Man.
Der Stuhl ist für d...... Frau.





Slide 6 - Tekstslide

Het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden


Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?



Slide 7 - Tekstslide

Het verschil
- Persoonlijk voornaamwoord kan zelfstandig naamwoord vervangen.

Voorbeeld:
Der Junge lacht.
Er lacht

Slide 8 - Tekstslide

Het verschil.
-Bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan.

Voorbeeld:
Das ist mein Buch.

Slide 9 - Tekstslide

Onderstreep het voornaamwoord en geef aan of het persoonlijk of bezittelijk is.


1. Ihr seid zu spät.
2. Eure Bücher sind kaputt.
3. Das sind unsere Katzen.
4. Er hat das zu mir gesagt.
5. Sie geht in die Schule

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden in de vierde naamval.

- Schrijf de persoonlijke voornamen op.
- Vervoeg ze in de vierde naamval.

Slide 11 - Tekstslide

An die Arbeit
Aufgabe 6 (Seite 29)
Aufgabe 1 (Seite 31)
Fertig? Lerne Lektion 1, 2, 3 (Seite 50 und 51)
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link