In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
https:
Slide 1 - Link
Interne en externe factoren
Waarom blijven landen onderontwikkeld?
Interne factoren:
1. slechte infrastuctuur
2. slechte sociale structuur
3. snelle bevolkingsgroei
Externe factoren:
1. beschermen Westerse industrie
2. ruilvoetverslechtering
Slide 2 - Tekstslide
Donorlanden steunen andere overheden d.m.v. geld
Slide 3 - Tekstslide
Nederland doneert niet rechtstreeks, maar via organisaties zoals de VN (verenigde naties)
Slide 4 - Tekstslide
De VN
Een organisatie waar 193 landen lid van zijn.
Opgericht na WOll.
Het doel van de VN is contact met andere landen te hebben, te overleggen, te onderhandelen en compromissen te sluiten (oplossingen waarmee niemand nadeel heeft).
Slide 5 - Tekstslide
Internationale hulporganisaties
Slide 6 - Tekstslide
Noodhulp
structurele hulp/duurzame hulp
Slide 7 - Tekstslide
Ontwikkelingssamenwerking
Vroeger: ontwikkelingshulp; hulp van rijke landen om de levensomstandigheden te verbeteren.
Tegenwoordig: samenwerking; rijke landen steunen arme landen bij het maken van ontwikkelingsplannen. De arme landen bepalen zelf het hoe het geld besteed
wordt.
Slide 8 - Tekstslide
Vrije wereldhandel?
Vrije wereldhandel = alle landen in de wereld kunnen met elkaar handeldrijven zonder elkaar tegen te werken.
Vrije import en export.
Produceren van goederen waar een land goed in is en dat exporteren.
Slide 9 - Tekstslide
Voordelen van vrije wereldhandel:
je kunt je producten makkelijker exporteren en zo veel geld verdienen.
Nadelen van vrije wereldhandel:
veel concurrentie (van landen die goedkoper produceren)
Prijzen op wereldmarkt schommelen.
Goedekopere importproducten uit andere landen. (graan/kleding)
Slide 10 - Tekstslide
Vrije wereldhandel wordt belemmerd door twee economische maatregelen:
1. Importheffing of invoerbelasting op buitenlandse producten. Landen moeten belasting betalen wanneer ze een product in een ander land willen verkopen. 2. Exportsubsidie 'geld krijgen' van de overheid zodat je je producten goedkoper kan verkopen dan de producten van de concurrent.
Slide 11 - Tekstslide
wat zijn arbeidsmigranten?
A
mensen die een tijdje naar het buitenland verhuizen om geld te verdienen
B
mensen die verhuizen naar het buitenland
C
mensen die werken in het buitenland
D
mensen die verhuizen om geld te verdienen
Slide 12 - Quizvraag
wat is geen nadeel van vrije wereldhandel?
A
veel concurrentie
B
schommelende prijzen
C
vrije export
D
goedkope import
Slide 13 - Quizvraag
tegenwoordig bepalen rijke landen waar het geld naar voor ontwikkelingslanden heen gaat