Leesvaardigheid H1-4
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
HOOFDSTUK 1: indeling tekst
Wat is waar?
Inleiding-middenstuk-slot
Wat is waar?
Inleiding-middenstuk-slot
A
De inleiding bestaat uit meerdere alinea's.
B
De laatste alinea van de tekst is het slot.
Slide 4 - Quizvraag
In de inleiding van een tekst ...
A
wordt het onderwerp geïntroduceerd
B
geeft de schrijver zijn mening
C
wordt de tekst samengevat
D
krijg je uitgebreide informatie over het onderwerp en deelonderwerpen
Slide 5 - Quizvraag
In het middenstuk van een tekst...
A
...staat vaak veel informatie over het onderwerp (hoe, waarom of wat e.d.)
B
...wordt het belangrijkste van de tekst nog een keer herhaald.
C
..staat waarom je nieuwsgierig wordt om verder te lezen
D
...wordt het onderwerp van de tekst ingeleid.
Slide 6 - Quizvraag
In het slot van een tekst...
A
...staat vaak veel informatie over het onderwerp (hoe, waarom of wat e.d.)
B
...wordt het belangrijkste van de tekst nog een keer herhaald.
C
..staat waarom je nieuwsgierig wordt om verder te lezen
D
...wordt het onderwerp van de tekst ingeleid.
Slide 7 - Quizvraag
HOOFDSTUK 2: TEKSTVERBANDEN EN SIGNAALWOORDEN
Wat is een tekstverband?
Wat is een tekstverband?
A
Je verbindt twee teksten met elkaar
B
Je geeft het verband tussen inleiding en slot aan
C
Je geeft aan wat het belangrijkste in een tekst is
D
Je verbindt zinnen en alinea's met elkaar
Slide 8 - Quizvraag
Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 9 - Quizvraag
Tekstverbanden:
Concluderend
Redengevend
Tegenstellend
Opsommend
toch
en
nog
maar
dus
want
concluderend
omdat
Slide 10 - Sleepvraag
HOOFDSTUK 3: FEITEN, MENINGEN en ARGUMENTEN
Wat is een feit?
Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is.
Niet controleerbaar.
Slide 11 - Quizvraag
Een mening is een goede mening als:
A
je een oplossing van een probleem geeft.
B
er argumenten voor zijn.
C
je je vooroordelen uitlegt.
D
anderen het met je eens zijn.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een feit?
(er kunnen meerdere
antwoorden goed zijn)
(er kunnen meerdere
antwoorden goed zijn)
A
Het is lekker weer
B
De zon schijnt
C
Het huis is rood
D
Het huis is groot
Slide 13 - Quizvraag
Een feit is iets wat waar of onwaar is. Een feit kun je dus altijd............
A
delen
B
geloven
C
checken, controleren
D
verwerpen
Slide 14 - Quizvraag
HOOFDSTUK 4: Leesdoelen en leesstrategieën
Wat is oriënterend lezen?
Wat is oriënterend lezen?
A
De tekst helemaal lezen
B
Alleen de titel bekijken
C
Plaatjes bekijken
D
Titel + eerste alinea lezen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is kritisch lezen?
A
De tekst snel doorlezen en een beeld krijgen waar hij over gaat.
B
De tekst grondig doorlezen.
C
De tekst lezen, lettend op of deze betrouwbaar is en objectief is geschreven.
D
De tekst zo lezen dat je hem ook leert.
