Leesvaardigheid H1 t/m 3 uitleg en oefenen

 Leesvaardigheid 1
Herhaling H1 t/m 3
blz. 12 t/m 17
blz. 40 t/m 45
blz. 68 t/m 73
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Leesvaardigheid 1
Herhaling H1 t/m 3
blz. 12 t/m 17
blz. 40 t/m 45
blz. 68 t/m 73

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van deze les

Eerst uitleg over een hoofdstuk (gele dia's)
Daarna oefenen (blauwe dia's).

Slide 2 - Tekstslide

H1 Inleiding
In de inleiding vertelt de schrijver over het onderwerp, maar hij doet nog meer. In de inleiding staat ook:
- de aanleiding voor het schrijven van de tekst of
- een voorbeeld bij het onderwerp of
- een leuk, kort verhaaltje (anekdote)of
- een mening (standpunt)of
- een samenvatting van de hele tekst of
- een belangrijke vraag  of 
-iets over de opbouw van de tekst. 

Slide 3 - Tekstslide

H1 middenstuk
In het middenstuk van de tekst staan de deelonderwerpen. Deze herken je aan de tussenkopjes.

Slide 4 - Tekstslide

H1 slot
Tekst wordt afgerond door:
- de hoofdgedachte te noemen
- een advies te geven
-een conclusie te geven
- de tekst samen te vatten
-een toekomstverwachting uit te spreken
- de vraag uit de inleiding te beantwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Vul de zin aan in eigen woorden.
De aanleiding voor het schrijven staat in de ............... en is........................

Slide 6 - Open vraag

Vul de zin aan in eigen woorden.
Een anekdote is ............... en staat in de ........................

Slide 7 - Open vraag

Vul de zin aan in eigen woorden.
Deelonderwerpen staan in ........................ en herken je aan..........................

Slide 8 - Open vraag

H2: Verbanden en signaalwoorden


Signaalwoorden kunnen je helpen om de tekstverbanden te herkennen.


Slide 9 - Tekstslide

Noem minimaal drie signaalwoorden die horen bij het tekstverband 'opsomming'

Slide 10 - Open vraag

Noem minimaal drie signaalwoorden die horen bij het tekstverband 'tegenstelling'

Slide 11 - Open vraag

Noem minimaal drie signaalwoorden bij het tekstverband 'oorzaak-gevolg'

Slide 12 - Open vraag

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'voorbeeld'?
A
zo, bijvoorbeeld, daardoor, als gevolg van
B
hoewel, toch, daarentegen, ook, daarna
C
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
D
net zo, waarmee, zo, bijvoorbeeld, maar, echter

Slide 13 - Quizvraag

Welk verband herken je in de volgende zin:
Jan fietst net zo snel als Max Verstappen.
A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:
waarmee, zodat, om ... te, door middel van, met behulp van
A
vergelijking
B
conclusie
C
doel-middel
D
voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je hier:
Als Sabine haar best doet in de les, dan haalt zij een voldoende voor haar PTA.
A
Voorwaarde
B
Vergelijking
C
Doel-middel
D
Conclusie

Slide 16 - Quizvraag

Noem minimaal drie signaalwoorden die horen bij het tekstverband 'conclusie'

Slide 17 - Open vraag

H3: Feiten, meningen en argumenten
Een feit is waar of niet waar.
Met een mening ben je het eens of oneens. 
Meningen onderbouw je met argumenten.

Slide 18 - Tekstslide

Met een mening moet je het altijd eens zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een 'argument' hoort bij een:
A
Feit
B
Mening

Slide 20 - Quizvraag

Een 'argument' herken je aan de volgende signaalwoorden:

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Link

Klaar?
Denk aan het inleveren van je fictiedossier in It's Learning.
Deadline= 4 november.

Slide 23 - Tekstslide