toets hoofdstuk 1
1 / 53
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1. Noem twee verschillen tussen gewone vragen en levensvragen.
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
2.a Welke vragen in de tekst zijn levensvragen?
Slide 5 - Open vraag
2b Bij welke groep levensvragen hoort (horen) deze levensvragen?
Slide 6 - Open vraag
3. Geef een omschrijving van ‘levensbeschouwing’.
Slide 7 - Open vraag
4. Noem 4 wereldgodsdiensten
Slide 8 - Open vraag
1. Gewone vragen gaan over zaken die mensen écht raken.
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quizvraag
2. Op een levensvraag kun je verschillende antwoorden geven.
A
goed
B
fout
Slide 10 - Quizvraag
3. Gewone vragen en antwoorden komen dagelijks voor.
A
goed
B
fout
Slide 11 - Quizvraag
4 Een voorbeeld van een levensvraag is: “Hoeveel zakgeld krijg je per maand, als je 1 euro per dag krijgt?”
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quizvraag
5. Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Waar komen wij uiteindelijk vandaan?”
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quizvraag
6. Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Hoeveel geld heb ik nodig om een tablet te kopen?”
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quizvraag
7. Een voorbeeld van een levensvraag is: “Waarom moeten die ebolapatiënten zoveel lijden?”
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
8. Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Hoe lang duurt de theoretische leerweg van het VMBO?”
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quizvraag
9. Een voorbeeld van een levensvraag is: “Waarom maakt Marijke zich altijd zo op voor dat ze naar school gaat?”
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quizvraag
10. Levensvragen stel je je pas als je echt oud bent.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
11. Gewone vragen komen voort uit ervaringen die ons diep raken: bestaanservaringen.
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
12. Vaak komen levensvragen naar voren bij situaties die ons erg aangrijpen.
A
goed
B
fout
Slide 20 - Quizvraag
13. “Wat zou jij doen als je een miljoen zou winnen in de staatsloterij?” Dit is een vraag over wat belangrijk is in het leven.
A
goed
B
fout
Slide 21 - Quizvraag
14. “Heb jij een nieuwe broek gekocht?” Dit is een levensvraag over wat belangrijk is in het leven.
A
goed
B
fout
Slide 22 - Quizvraag
15. “Ben jij jaloers?” Dit is een levensvraag over de mens.
A
goed
B
fout
Slide 23 - Quizvraag
16. “Hoeveel mensen wonen er in Amsterdam?” Dit is een levensvraag over de mens.
A
goed
B
fout
Slide 24 - Quizvraag
17. “Help jij je vriendin met huiswerk maken?” Dit is een levensvraag over hoe mensen met elkaar omgaan.
A
goed
B
fout
Slide 25 - Quizvraag
18. “Is al het leven begonnen met de oerknal?” Dit is een levensvraag over lijden en dood.
A
goed
B
fout
Slide 26 - Quizvraag
19. “Ben jij bang om dood te gaan?” Dit is een levensvraag over lijden en dood.
A
goed
B
fout
Slide 27 - Quizvraag
20. “Is uitgaan alles voor jou in je leven?” Dit is een levensvraag over lijden en dood.
A
goed
B
fout
Slide 28 - Quizvraag
21. “Hoe laat is het?” Dit is een levensvraag over de tijd.
A
goed
B
fout
Slide 29 - Quizvraag
22. “Hoe is al het leven ontstaan?” Dit is een levensvraag over de tijd.
A
goed
B
fout
Slide 30 - Quizvraag
23. “Wanneer waren de Olympische Winterspelen in Sotsji?” Dit is een levensvraag over de tijd.
A
goed
B
fout
Slide 31 - Quizvraag
24. “Hoeveel bomen staan er in dat bos?” Dit is een levensvraag over de natuur.
A
goed
B
fout
Slide 32 - Quizvraag
25. “Wie heeft het eerste kievitsei gevonden?” Dit is een levensvraag over de natuur.
A
goed
B
fout
Slide 33 - Quizvraag
26. “Waarom lach jij hem altijd uit?” Dit is een levensvraag over de natuur.
A
goed
B
fout
Slide 34 - Quizvraag
27. Elke vak op school heeft een eigen kijk. Elk vak stelt daarom andere vragen.
A
goed
B
fout
Slide 35 - Quizvraag
28. “Ben jij gelukkig?” Deze vraag hoort bij het vak Nederlands.
A
goed
B
fout
Slide 36 - Quizvraag
29. “Hoeveel kun je verdienen met kranten rondbrengen?” Deze vraag hoort bij het vak economie.
A
goed
B
fout
Slide 37 - Quizvraag
30. “Wanneer werd het Nederlands voetbalelftal Europees kampioen?” Deze vraag hoort bij het vak levensbeschouwing.
A
goed
B
fout
Slide 38 - Quizvraag
31. De vraag naar de zin van het leven is de belangrijkste levensvraag die mensen zich stellen.
A
goed
B
fout
Slide 39 - Quizvraag
32. De vraag naar de zin van het leven wordt niet elke dag gesteld. De voornaamste reden: meeste mensen hebben daar geen tijd voor.
A
goed
B
fout
Slide 40 - Quizvraag
33. Een levensbeschouwing kan mensen helpen het leven zinvol te ervaren.
A
goed
B
fout
Slide 41 - Quizvraag
34. Een levensbeschouwing is een kijk op het leven met antwoorden op vragen over geschiedenis en aardrijkskunde.
A
goed
B
fout
Slide 42 - Quizvraag
35. Een ander woord voor levensbeschouwing is ‘levensvisie’.
A
goed
B
fout
Slide 43 - Quizvraag
36. Een gemeenschappelijke levensbeschouwing is een levensbeschouwing van een vereniging, bijvoorbeeld een tennisclub.
A
goed
B
fout
Slide 44 - Quizvraag
Een persoonlijk levensbeschouwing: de levensbeschouwing van joden.
A
goed
B
fout
Slide 45 - Quizvraag
38. Het is onmogelijk om tegelijkertijd een persoonlijke levensbeschouwing en een gemeenschappelijke levensbeschouwing aan te hangen.
A
goed
B
fout
Slide 46 - Quizvraag
39. Je hebt mensen met een levensbeschouwing en je hebt mensen met een godsdienst. Beide tegelijk kan echter niet.
A
goed
B
fout
Slide 47 - Quizvraag
40. “God bestaat niet. Ik heb hem nog nooit gezien.” Deze uitspraak past bij een godsdienstige levensbeschouwing.
A
goed
B
fout
Slide 48 - Quizvraag
41. Agnosten geloven in God.
A
goed
B
fout
Slide 49 - Quizvraag
42. Theïsten geloven in een of meerder goden.
A
goed
B
fout
Slide 50 - Quizvraag
43. Atheïsten zijn volgelingen van de profeet ‘Atheos’ (800 voor Chr.). Hij voorspelde de ondergang van de wereld als de mensen niet beter gingen leven.
A
goed
B
fout
Slide 51 - Quizvraag
44. Agnosten twijfelen aan het bestaan van God.
A
goed
B
fout
