In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Quiz thema 1
Slide 1 - Tekstslide
Alle organismen hebben:
A
Bladeren
B
Dezelfde levenskenmerken
C
Schimmels
D
Ledematen
Slide 2 - Quizvraag
Welke levenskenmerken horen bij stofwisseling ?
A
Voeden
B
Uitscheiden
C
Ademhalen
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 3 - Quizvraag
Sleep de woorden naar het juiste plaatje
Organismen
cel
Orgaanstelsel
orgaan
Slide 4 - Sleepvraag
Van groot naar klein:
A
orgaan, organisme, orgaanstelsel, weefsel, cel
B
organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
C
cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme
D
cel, orgaan, weefsel, orgaanstelsel, organisme
Slide 5 - Quizvraag
Welke drie kenmerken worden gebruikt bij het indelen van organismen in rijken?
A
Celkern, celwand en bladgroenkorrels
B
Celplasma, celkern, Dna
C
Bladgroenkorrels, vacuole, Celkern
D
Celmembraan, celwand, celkern
Slide 6 - Quizvraag
Sleep de namen van de onderdelen van de microscoop naar de juiste plek.
Oculair
Grote schroef
Objectief
Kleine schroef
Lamp
Tafel
Statief
Slide 7 - Sleepvraag
Wat is waar?
A
Cel 1: plantaardige cel
Cel 2: dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie
Cel 2: dierlijke cel
C
Cel 1: dierlijke cel
Cel 2: plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmelcel
Cel 2: plantaardige cel
Slide 8 - Quizvraag
We kunnen organismen indelen in 4 rijken, namelijk bacteriën, schimmels, planten en dieren. Dit doen we door te kijken naar kenmerken. Door welk kenmerk kunnen we organismen indelen tot het rijk van de dieren?
A
Bladgroenkorrels
B
Celkern
C
Geen celwand
D
Vacuole
Slide 9 - Quizvraag
Dierlijke cellen
Plantaardige cellen
Celkern
Celwand
Celmembraan
Cytoplasma
Vacuole
Chloroplast
Celmembraan
Celkern
Cytoplasma
Slide 10 - Sleepvraag
Wat voor cel is nummer 4?
A
Plant
B
Schimmel
C
Dier
D
Bacterie
Slide 11 - Quizvraag
Dit is een
A
plantaardige cel
B
cel van een schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel
Slide 12 - Quizvraag
Welke groep doet aan fotosynthese?
A
Bacteriën
B
Dieren
C
Planten
D
Schimmels
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is fotosynthese zo belangrijk voor andere organismen?
A
Door de fotosynthese wordt zuurstof verbruikt.
B
Door de fotosynthese komt er nieuwe energie vrij.
C
Door de fotosynthese komt er telkens nieuw voedsel op aarde.
D
Door fotosynthese wordt CO2 gemaakt
Slide 14 - Quizvraag
Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
Bij de fotosynthese ontstaat alleen glucose.
B
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en koolstofdioxide.
C
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof.
D
Bij de fotosynthese ontstaan water, koolstofdioxide en glucose.
Slide 15 - Quizvraag
De cel en genen veranderen van planten, om ze te verbeteren noem je?
A
Biologische landbouw
B
Bestrijdingsmiddel
C
Genetische modificatie
D
Biologisch voedsel
Slide 16 - Quizvraag
Zet de prikker op de lever.
Zet deze op de lever
Slide 17 - Sleepvraag
Wat geeft doorsnede 2 weer?
A
Het hart en de longen
B
De lever en de maag
C
De dunne en dikke darm
D
Geen van deze opties
Slide 18 - Quizvraag
DNA
Celkern +
Chromosoom
Gen
Chromosoom
Slide 19 - Sleepvraag
Kies telkens twee woorden, die passend zijn bij de zin.