Les 13 herhaling

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Benoem van de volgende werkwoorden of het een sterk of zwak werkwoord is.

Geven
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 5 - Quizvraag

Benoem van de volgende werkwoorden of het een sterk of zwak werkwoord is.

Lopen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Benoem van de volgende werkwoorden of het een sterk of zwak werkwoord is.

Leven
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoorden
D
antwoordden

Slide 8 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 9 - Quizvraag

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... gisteren voor deze opdracht. (kiezen)
A
kieste
B
kozen
C
koos
D
kiesde

Slide 10 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van verhuizen is:

A
verhuisten
B
verhuizten
C
verhuisden
D
verhuizden

Slide 11 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van leven is:

A
leefte
B
leefde
C
leeften
D
leefden

Slide 12 - Quizvraag

Kun je de persoonsvorm verleden tijd
correct schrijven?
A
Ja!
B
Ja, meestal wel
C
Soms, ik vind het nog wel moeilijk
D
Nee, ik heb echt extra hulp nodig

Slide 13 - Quizvraag


Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Hij heeft nog niet veel in zijn huis veranderd sinds hij hier is komen wonen.t
A
Persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag


Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Hij werd door de politie gepakt omdat hij te snel reed.
A
Persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quizvraag


Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Zij beheert het geld van haar voetbalclub.
A
Persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Mijn moeder heeft haar vriendin …………………….………………………… (verrassen) met een doosje bonbons

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

De bank heeft het geld nog niet …………………………… (betalen) maar
…………………….……… (herstellen) de fout vandaag

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Herman …………………….………………………… (ontdooien) zijn diepvriesmaaltijd.

Slide 19 - Open vraag