Les 10b: Polyfarmacie

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Informatie
  • Toets?

  • 31 januari deadline dulon-online

Slide 3 - Tekstslide

Wat is polyfarmacie?

Slide 4 - Woordweb

Lees de casus in stilte door
Mevrouw Hendriks is 88 jaar en heeft een posterior cva gehad en heeft hierdoor een paralyse aan haar linker zijde. Nu gebruikt ze acenocoumarol. Al van kinds af aan heeft mevrouw chronische bronchitis waar zij spiriva voor gebruikt. Ook heeft zij last van maagzuur, daar slikt zij omeprazol voor. Voor obstipatieproblemen gebruikt zij movicolon. Tot slot heeft ze vaak last van hoofdpijn waar zij paracetamol voor slikt.

Slide 5 - Tekstslide

In de casus betreft het 'polyfarmacie'
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Waarom gaat het hier wel/niet over polyfarmacie?

Deel je mening!

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis polyfarmacie
Ouderen hebben vaak verschillende ziekten tegelijk en gebruiken daarvoor meerdere medicijnen. Als een patiënt gedurende langere tijd vijf of meer verschillende soorten geneesmiddelen tegelijk gebruikt, heet dat polyfarmacie. 

Slide 8 - Tekstslide

De meest frequente problemen bij ouderen met polyfarmacie zijn
  • Overbehandeling: men gebruikt één of meer geneesmiddelen die niet, of niet meer, nodig zijn.
  • Onderhandeling: dan is een geneesmiddel wél nodig, maar wordt het niet voorgeschreven.
  • Een ongunstige interactie geneesmiddelen, evenals vermijdbare bijwerkingen als probleem bij mensen met polyfarmacie gemeld.

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent therapietrouw?

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Video

Jouw taak als verzorgende/verpleegkundige
Als verzorgende of verpleegkundige is jouw rol bij de therapietrouw van een zorgvrager van groot belang. Jij kan iemand opheldering geven over vragen die er zijn ontstaan nadat de arts met de zorgvrager heeft gesproken. Jij mag (tot op zekere hoogte) voorlichting en advies geven en de vragen van de zorgvrager beantwoorden.

Slide 12 - Tekstslide

Therapietrouw verbeteren
  • Sluit aan op wat de zorgvrager weet en wil weten.
  • Sluit aan bij het begripsniveau, de kennis en de behoefte van de zorgvrager.
  • Gebruik voorbeelden en vergelijkingen.
  • Observeer de zorgvrager: zie je zorgen, verwarring of juist begrip?
  • Herhaal de belangrijkste punten en stel een controlevraag. Leg uit waarom u een controlevraag stelt: ‘Ik heb u heel veel, misschien te veel, verteld. Omdat ik het belangrijk vind dat u de belangrijkste zaken heeft onthouden, wil ik dat samen met u checken.’

Slide 13 - Tekstslide

Wat zou jij doen met een zorgvrager die niet therapietrouw is?

Slide 14 - Woordweb

Wat als iemand niet therapietrouw is?
Begin het gesprek met een makkelijke vraag waar de zorgvrager het antwoord op zou moeten weten. 

Zorg voor een open sfeer: probeer niet veroordelend te zijn, maar uitnodigend en behulpzaam.


Slide 15 - Tekstslide

Stel open vragen om zo problemen en belemmeringen te achterhalen.
Probeer te achterhalen:
wat de patiënt verwacht van de medicatie en of de patiënt het er wel mee eens is dat hij medicatie krijgt;
welke zorgen en vragen de patiënt heeft;
of de patiënt merkt dat het geneesmiddel werkt en hoe hij dat merkt;
of het de patiënt lukt het innemen van de medicatie in te passen in de dagelijkse bezigheden;
hoe vaak het voorkomt dat hij het middel vergeet in te nemen;
wat de patiënt doet als hij het middel vergeet in te nemen;
Stel open vragen om zo problemen te ontdekken.

Probeer te achterhalen

  • Wat de zorgvrager verwacht van de medicatie en of hij het er wel mee eens is dat hij medicatie krijgt;
  • Welke zorgen en vragen de zorgvrager heeft;
  • Merkt de zorgvrager dat het geneesmiddel werkt en hoe hij dat merkt;
  • Lukt het innemen van de medicatie in te passen in de dagelijkse bezigheden;
  • Hoe vaak het voorkomt dat hij het middel vergeet in te nemen;
  • Wat de zorgvrager doet als hij het middel vergeet in te nemen;

Slide 16 - Tekstslide

Patiënt een reden kan zijn om te stoppen met het geneesmiddel.
Probeer bij problemen of onduidelijkheden niet direct met oplossingen en antwoorden te komen. Ziet de patiënt een probleem, heeft hij zelf een oplossing bedacht? Probeer u te verplaatsen in de patiënt.
Vraag door. Dat kan soms simpel door een kernwoord uit de opmerking van de patiënt te herhalen: ‘Medicijnen zijn allemaal troep.’ ‘Troep?’
  • Wat voor de zorgvrager een reden kan zijn om te stoppen met het geneesmiddel.
  • Probeer bij problemen of onduidelijkheden niet direct met oplossingen en antwoorden te komen. 

Vraag door. Dat kan soms simpel door een kernwoord uit de opmerking van de zorgvrager te herhalen: ‘Medicijnen zijn allemaal troep.’ ‘Troep?’

Slide 17 - Tekstslide

Wat heeft therapietrouw zijn te maken met polyfarmacie?

Slide 18 - Woordweb

Vragen
  • Zijn er nog vragen over de lesstof van vandaag of over eerdere lessen?
Kan belangrijk zijn voor de toets.

  • Vragen dulon-online?

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 10 afronden
De rest van de les heb je de tijd om opdracht 10 af te ronden

Slide 20 - Tekstslide

Hoe vond je deze les?

Slide 21 - Woordweb