3A Herhaling H1

3A Herhaling H1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3A Herhaling H1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire behoeften?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(2p) Leg uit waarom voor de ene persoon een laptop een primaire behoefte zou zijn en voor een ander een secundaire behoefte.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een product waar je middelen voor nodig hebt om het te maken?
A
Dure goederen
B
Geproduceerde goederen
C
Schaarse goederen
D
Vrije goederen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goederen waarover je zomaar kunt beschikken
(Welke begrip hoort hierbij?)
A
Schaarse goederen
B
Vrije goederen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naast schaarse goederen zijn er ook vrije goederen.
Wat is een vrij goed?
A
Water uit een flesje
B
Kraanwater
C
Regenwater

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je kunt in je behoeften voorzien door:
A
te consumeren en te produceren
B
te consumeren en kopen
C
te produceren en zelfvoorziening
D
te consumeren en door zelfvoorziening

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


1 Zelfvoorziening betekent dat mensen in hun behoeften voorzien door
producten te kopen / zelf te maken.

2 Hierdoor kun je in meer / minder behoeften voorzien zonder iets te kopen.
Dit zorgt voor meer / minder welvaart zonder geld te gebruiken.
A
te kopen, meer , meer
B
zelf te maken, meer, minder
C
te kopen, minder, meer
D
zelf te maken, meer meer

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie over de marketingmix? 
Marketingmix

Slide 9 - Woordweb

Welke onderwerpen vallen er onder de marketingmix? 

Product
Plaats
Promotie
Prijs
Personeel
Bedenk zelf een voorbeeld voor een commerciële reclame en een ideële reclame.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de doelgroep?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het Nibud?
A
Het Nibud helpt mensen om grip te krijgen op hun financiën.
B
Het Nibud helpt mensen om beter te leren koken.
C
Het Nibud helpt mensen om hun huis te verbouwen.
D
Het Nibud helpt mensen om fit te blijven.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een begroting is voor
A
voor de afgelopen maand
B
Voor de komende maand
C
voor nu

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten inkomsten zijn er?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenvraag 9:
Anna heeft drie soorten inkomsten:
1. Bijstandsuitkering: 70% van € 1.495,20 per maand
2. Schoonmaakbaan: € 35 per week
3. Kinderbijslag: € 281,07 per kwartaal
(Examen 2016 Tijdvak 2, vraag 20)
Wat zijn haar inkomsten per maand?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef één voorbeeld
van incidentele uitgaven

Slide 16 - Woordweb

incidentele uitgaven zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen. en als je ze dan toch hebt is het vaak een groot bedrag(reparatie wasmachine of auto)

Vaak spaar(reserveren) je ervoor om de onverwachte kosten op te vangen

Je hebt drie soorten uitgaven: 
  1. dagelijkse uitgaven,
  2. vaste lasten
  3. incidentele uitgaven
Benoem verschillende vaste uitgaven

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet de CBS?
A
Verzameld alleen informatie over de inkomen van de bevolking
B
Geeft advies aan de gezinnen
C
Doet alleen onderzoek naar de verschillen van de gezinnen
D
Verzameld alle informatie over de economie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van onderstaande zinnen een juiste tekst.
Een algemene stijging van de prijzen noem je ......(1)
Een algemene daling van de prijzen noem je......(2)

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer stijgt de koopkracht?
A
Inkomen +5% Inflatie +3%
B
Inkomen +1% Inflatie +2%
C
Inkomen +0% Deflatie -1%
D
Inkomen +2% Inflatie +2%

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies