Het begrip homeostase

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inwendig milieu
Uitwendig milieu
bloed
weefselvocht
lymfe 
maaginhoud
longinhoud
lucht

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

hormonen

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Waarom moet de temperatuur in ons lichaam stabiel blijven?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is definitie homeostase?
A
Het vermogen van een organisme om energie te produceren.
B
Het vermogen van een organisme om een stabiele interne omgeving te handhaven.
C
Het vermogen van een organisme om voedingstoffen op te nemen.
D
Het vermogen van een organisme om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Slide 22 - Quizvraag

Welke systemen spelen een rol in de homeostase?
A
Het bewegingsapparaat en het immuunsysteem.
B
Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.
C
Het ademhalingssysteem en het spijsverteringssysteem.
D
Het circulatiesysteem en het urinewegstelsel.

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de homeostase verstoord raakt?
A
Het organisme gaat meer energie produceren.
B
Het organisme past zich snel aan de nieuwe omstandigheden aan.
C
Het organisme neemt extra voedingsstoffen op.
D
Het organisme kan ziek worden of disfunctioneren.

Slide 24 - Quizvraag

Hoe kan de homeostase worden gereguleerd?
A
Via het immuunsysteem.
B
Via genetische manipulatie.
C
Via negatieve terugkoppeling.
D
Via externe invloeden zoals temperatuur.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe reageert je lichaam als je warmtereceptoren in je huid waarnemen dat je het te warm hebt?
A
De bloedvaten krimpen.
B
Versnelde ademhaling.
C
Vertraagde ademhaling.
D
De bloedvaten zetten uit.

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn mogelijke gevolgen van een verstoorde thermoregulatie?
A
Oververhitting of onderkoeling.
B
Gewichtstoename en gewrichtspijn.
C
Verhoogde bloeddruk en hartkloppingen.
D
Hoofdpijn en vermoeidheid.

Slide 27 - Quizvraag

Welk hormoon reguleert de glucoseconcentratie in het bloed?
A
Glucagon
B
Adrenaline
C
Cortisol
D
Insuline

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de functie van insuline in de regulatie van de glucoseconcentratie?
A
Verhoogt de glucoseconcentratie in het bloed
B
Heeft geen invloed op de glucoseconcentratie
C
Reguleert de bloeddruk
D
Verlaagt de glucoseconcentratie in het bloed

Slide 29 - Quizvraag

Welk orgaan speelt een belangrijke rol bij de regulatie van de waterbalans?
A
Nieren
B
Lever
C
Maag
D
Hart

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de functie van antidiuretisch hormoon (ADH) in de waterhuishouding?
A
Het vermindert de wateropname door de nieren
B
Het verhoogt de wateropname door de nieren
C
Het stimuleert de productie van zweet
D
Het reguleert de wateropname door de darmen

Slide 31 - Quizvraag