Les 6 - klassikaal oefenen met begrijpend lezen van teksten

Leerstof "Lezen"

- Klassikaal oefenen aan de hand van teksten met begrijpend lezen
- Lees rustig
- Niet je antwoord voorzeggen, maar voor jezelf opschrijven
- Stel vragen bij dingen die je niet begrijpt
- Geef serieus antwoord. Ik kijk jullie antwoorden na.


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerstof "Lezen"

- Klassikaal oefenen aan de hand van teksten met begrijpend lezen
- Lees rustig
- Niet je antwoord voorzeggen, maar voor jezelf opschrijven
- Stel vragen bij dingen die je niet begrijpt
- Geef serieus antwoord. Ik kijk jullie antwoorden na.


Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1: Maak de zin af.
A. Als je vertelt wat jij ergens van vindt, dan geef je je .......
B. Je maakt gebruik van een ………...... als je wilt uitleggen waarom je iets vindt.

Slide 2 - Open vraag

(4) Eén van de doelen van Mollema is dat geen enkele leerling meer een jaar over hoeft te doen. Toch heeft blijven zitten niet alleen nadelen, vindt blogger Tim, die een jaar moest overdoen. 'Het heeft mij ook wel volwassener gemaakt.'

Vraag 2: Welke mening staat in dit stukje?
A
Toch heeft blijven zitten niet alleen nadelen.
B
Blogger Tim moest een jaar overdoen.
C
Geen enkele leerling hoeft meer een jaar over te doen.

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 3:  
Sleep het juiste signaalwoord naar het juiste tekstverband.
Opsomming
Tegenstelling
Volgorde
Tijd
Voorbeeld
Reden
want
zoals
tijdens
daarna
maar
en

Slide 4 - Sleepvraag

Tekst bij vraag 4
(2) Iemand heeft in april langs tientallen kilometers fietspad het afval opgeruimd. Je kunt je iedere dag ergeren aan de weggegooide frisdrank- en energydrankblikjes, de lege chipszakken en andere weggegooide rommel, maar ze blijven gewoon liggen. Je kunt ze ook opruimen, met de hoop en verwachting dat het schoon blijft. Omdat het een hoop ergernis scheelt. 

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 4:

Welk signaalwoord voor de reden/argument staat in de tekst van dia 5?

Slide 6 - Open vraag

Tekst bij vraag 5
(1) Het hele jaar door school. Dat is wat de teamleider van een school in Arnhem wil. Volgens hem heeft het huidige onderwijs behoorlijk wat nadelen. Zo vindt teamleider Mollema het niet juist dat de lessen nu voor alle leerlingen hetzelfde zijn, omdat iedereen een eigen leermethode heeft die voor hem het best werkt. Sommige scholieren vervelen zich omdat de stof te makkelijk is, terwijl anderen blijven zitten omdat de stof te moeilijk is. En dat is nergens voor nodig, aldus Mollema.  

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 5: Vul de zin aan.
A. Het signaalwoord ...... geeft een tegenstelling aan.
B. De tegenstellende woorden zijn ..... en .....

Slide 8 - Open vraag

Vraag 6: Waar of niet waar.

De schrijver wil met een overtuigende tekst jou activeren iets te kopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 7:

Een recensie is een voorbeeld van een overtuigende tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 8:

Welk tekstdoel hoort bij een nieuwsbericht?

Slide 11 - Open vraag

Vraag 9:

Geef een voorbeeld van een tekst dat past bij een activerende tekstdoel.

Slide 12 - Open vraag

Vraag 10:

Welk tekstdoel past hierbij?
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Amuseren
D
Informeren

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 11:

Welk tekstdoel past bij deze afbeelding?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 12:

"Alle reden dus om eerlijke kleding te kopen."

Welk tekst hoort hierbij?
A
Informerende tekst
B
Activerende tekst
C
amuserende tekst
D
tekst met een mening

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 13:

Gedeelte Smart is veel voordeliger!

Lees de titel en bekijk de afbeelding. Voor wie is dit bedoeld?
A
Voor mensen met een smart.
B
Voor mensen die een smart kopen.
C
Voor mensen die een auto willen delen.
D
Voor mensen die een auto willen verkopen.

Slide 16 - Quizvraag

Vraag 14:

Hoe noem je de belangrijkste zin van een alinea?

Slide 17 - Open vraag

Vraag 15:

Waar staat de belangrijkste zin van de alinea het vaakst?

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk
H4- blz. 163
Test - Lezen
Maken: vraag 1 t/m vraag 9
Inleveren via inlevermap in SOM

Slide 19 - Tekstslide