Geschlecht des Substantivs

Herzlich Wilkommen!
2024
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Wilkommen!
2024

Slide 1 - Tekstslide

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
onpersoonlijke voornaamwoorden
D
eigennamen

Slide 2 - Quizvraag

Welke Duitse lidwoorden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor
... zelfstandig naamwoorden.
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 4 - Quizvraag

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor
... zelfstandig naamwoorden.
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 5 - Quizvraag

Het lidwoord ' das ' gebruik je voor
... zelfstandig naamwoorden.
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk

Slide 6 - Quizvraag

der, die, das?

... Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

der, die, das?

Zeitung (tijdschrift)
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

der, die, das?

Buch
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

der, die, das?

Äpfelchen
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

der, die, das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

der, die, das?

Einsamkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

der, die das?

Samstag
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

der, die, das?

Schwester
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

een woord eindigend op "-e" is...
A
männlich
B
weiblich
C
sächlich

Slide 15 - Quizvraag

dagen, maanden, jaargetijden & windrichtingen?
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

een woord met 'het' als lidwoord in het Nederlands is in het Duits:
A
männlich
B
weiblich
C
sächlich

Slide 17 - Quizvraag

een woord eindigend op "-schaft", zoals Feindschaft (vijandigheid) is...
A
männlich
B
weiblich
C
sächlich

Slide 18 - Quizvraag

Wat zet je voor Mutter?
A
die
B
das
C
der

Slide 19 - Quizvraag

Wat zet je voor Kuh?
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Wat zet je voor Kinder?
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Wat zet je voor Vater?
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

der
die
das
Vater
Mutter
Fräulein
Schule
Tier
Umgebung
Beginn
Bäcker
Büro
Verkäufer
Gesellschaft
Dorf

Slide 23 - Sleepvraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 24 - Quizvraag