Leçon 6 - Compréhension écrite - Le marketing (50 min)

Programme du cours 
  • Compréhension écrite: La paradoxe des sodas
  • Comparer la culture néerlandaise et la culture hollandaise
Les objectifs pédagogiques du cours:
B2 Kan een artikel over marketing en reclamen begrijpen, waarin de schrijvers bepaalde stellingen of standpunten innemen
B1 Kan persoonlijk standpunten, commentaar en meningen geven of er om vragen in discussies over reclamen en consumptie patronen.
Kan Nederland vergelijken met Frankrijk 

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Programme du cours 
  • Compréhension écrite: La paradoxe des sodas
  • Comparer la culture néerlandaise et la culture hollandaise
Les objectifs pédagogiques du cours:
B2 Kan een artikel over marketing en reclamen begrijpen, waarin de schrijvers bepaalde stellingen of standpunten innemen
B1 Kan persoonlijk standpunten, commentaar en meningen geven of er om vragen in discussies over reclamen en consumptie patronen.
Kan Nederland vergelijken met Frankrijk 

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis activeren: 
Demander aux élèves d'après l'image / icone du film et le titre ("L'argent" / Ina: 1973...) quels seront, selon eux, les thèmes abordés. 
Lis le texte (page 30 du livre) et réponds aux questions

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lis le titre et l'introduction et regarde les images. Réponds à question en français.

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lis le texte globalement et écris pour chaque sous-titre (alinea) la / les fonction(s) de cette partiedu texte.
inleiden
uitleggen
argumenten aandragen
weerspreken
voorbeelden geven
concluderen
1. Considérons l'affaire de plus près...
2. Mise à l'épreuve
3. L'effet de marque
4. Le bon goût ne fait pas tout

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Traduis la phrase suivante:
"De quel sentiment l'auteur fait-il preuve quand il dit "Pourtant, au goût, Pepsi est meilleur!" (Introduction)

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de antwoordopties op vraag:
"De quel sentiment l’auteur fait-il preuve quand il dit « Pourtant, au goût, Pepsi est meilleur!» ? (Introduction)
1. de la déception
2. de l'étonnement
3. de l'indignation
4. de la joie

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de introductie opnieuw.
Markeer de relevante woorden of zinsdelen.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De quel sentiment l'auteur fait-il preuve quand il dit "Pourtant, au goût, Pepsi est meilleur!" ? (Introduction)
A
de la déception
B
de l'étonnement
C
de l'indignation
D
de la joie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lis le texte en entier et choisis la bonne réponse.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pourquoi Samuel McClure a-t-il fait des expériences (experimenten) avec les sodas?
A
Pour comprendre pourquoi l'un des deux est plus aimé que les autres?
B
Pour déterminer (bepalen) lequel des deux sodas est le plus apprécié des testeurs
C
Pour pouvoir expliquer (uitleggen) pourquoi Pepsi a meilleur goût que le coca

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de tweede alinea. 
wel
niet
Le test à l'aveugle (blindtest) de Samuel McClure confirme (bevestigt) que les testeurs préfèrent le goût de Pepsi
Pendant le test à l'aveugle, c'est uniquement le goût de la boisson qui conduit le choix des testeurs.
Le deuxième test démontre que les testeurs sont influencés par un logo.
Pendant le deuxième test, les testeurs doivent boire deux fois la même boisson. 

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quelle est l'attitude de l'auteur à l'égard (met betrekking tot) des étudiants dans les lignes 31-36?
A
compréhensive (begripvolle)
B
frustrée
C
neutre
D
moqueuse (spottende)

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verklaring wordt gegeven voor de resultaten van het tweede onderzoek?

Tip:
Wat blijkt er precies uit het tweede onderzoek? Let ook op signaalwoorden die een verklaring in kunnen leiden.


Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

«On lui fait donc tout naturellement confiance.» (alinéa 5) Quel est le ton (toon) de ces mots?
A
admiratif (bewonderende)
B
ironique
C
indifférent (onverschillege)
D
résigné (berustende)

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

«On lui fait donc tout naturellement confiance.» (alinéa 5) Quel est le ton (toon) de ces mots?
A
admiratif (bewonderende)
B
ironique
C
indifférent (onverschillege)
D
résigné (berustende)

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choisis le(s) mot(s) qui manque(nt) à la ligne 59.
A
autant (zoveel als)
B
plus
C
contrairement à (in tegenstelling tot)
D
moins

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

«Elle en est devenue la marque la plus connue et la plus achetée au monde!» (alinéa 7) De quel sentiment l’auteur fait-il preuve ici?
A
un sentiment d'admiration (bevondering)
B
un sentiment de méfiance (wantrouwen)
C
un sentiment d'énervement (irritatie)
D
un sentiment de regret

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complète le texte. Tout les mots sont dans le texte. Il y a deux mots en trop. 
Tu savais que Coca-Cola ___________________ dans la liste des boissons les plus bues? 
Je suis le seul ___________________ mes copains à ne pas aimer le Coca-Cola. 
Et il paraît que Pepsi est donc beaucoup moins ____________________.
Pourtant, ____________________ un test on a démontré que Pepsi a un meilleur goût.
On a testé ______________________ la marque préférée des consommateurs. 
La publicité a des effets incroyables sur notre ______________________
l'expérience
cerveau
parmi
à l'aveugle
figure
influencent
lors de / d'
apprécié

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Travaille avec ton voisin
Fais un court résumé (samenvatting) par paragraphe du texte. 

Slide 20 - Tekstslide

Voorkennis activeren: 
Demander aux élèves d'après l'image / icone du film et le titre ("L'argent" / Ina: 1973...) quels seront, selon eux, les thèmes abordés. 
2

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

04:57
Jessica Hodge est sommelière.
C'est quoi un sommelier?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

05:06
À ton avis, quelle marque va-t-elle choisir?
A
Le Coca-cola
B
Le Pepsi
C
L'autre

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Souligne les comparatifs (vergelijking) et les superlatifs (overstreffende trap) de ce texte du cours précédent. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Souligne les comparatifs et les superlatifs de ce texte du cours précédent. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Que sais-tu du comparatifs et du superlatif en français?

Slide 26 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Les comparaisons (vergelijking of vegrotende trap)
In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:
  • moins... que    (minder...(dan)) 
  • plus...... que     (meer....(dan)) 
  • aussi.... que     (even....als)  



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les comparaisons (vergelijking of vegrotende trap)
moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord of bijwoord
que of qu' staat na het bijvoeglijk naamwoord of bijwoord

Attention: Het bijvoeglijk naamwoord verandert van vorm als het verwijst naar  een vrouwelijk woord of een woord dat in het meervoud staat. 

met een bijvoeglijk naamwoord
Le coca-cola est plus connu que le Pepsi.
met een bijwoord
Elle travaille moins vite que moi
Zij werkt minder dan ik.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vriend verdient meer dan ik.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De overtreffende trap (le superlatif)
Observe: 
Elle est devenue la marque la plus connue d'Europe. 
La France est le pays le plus sévère d'Europe contre Temu et Shein.
Les hollandais sont les plus gros travailleurs. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le superlatif (de overtreffende trap)
De overtreffende trap maak je met:
  • le moins..., la moins..., les moins...    (het minst) + bijvoeglijk nmw
  • le plus..., la plus..., les plus...   (het meest)  + bijvoeglijk nmw
OF
  • Le plus + bijwoord
  • le moins + bijwoord



Met bijvoeglijk nmw
Les français sont les plus gros dépensiers
Met bijwoord
Mes copains achètent le plus souvent sur Shein.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: Het meisje is het kleinst.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Attention: 
De plaats van de overtreffende trap is afhankelijk van de plaats van het betreffende bijvoeglijk nmw. Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat, dan wordt het lidwoord herhaald.
bijvoeglijk naamwoord ervoor
Voilà le plus grand immeuble de la rue.
Dat is het grootste flatgebouw van de straat.
bijvoeglijk nmw erachter
Ce sont les élèves les moins responsables de la classe.
Dat zijn de minst verantwoordelijke leerlingen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen:
goed                         beter                        het best
bon(ne)(s)       meilleur(e)(s)      le/la/les meilleur(e)(s)


ATTENTION! :  bijvoeglijk naamwoord  'meilleur' -> bijwoord 'mieux'
Cet acteur joue mieux que l'autre (vergrotende trap)
Cette actrice joue le mieux. (overtreffende trap)

      


    

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les différences culturelles
Lis les articles suivants sur les différences culturelles quant au rapport à l'argent entre la France et les Pays-Bas.




Slide 35 - Tekstslide

Voorkennis activeren: 
Demander aux élèves d'après l'image / icone du film et le titre ("L'argent" / Ina: 1973...) quels seront, selon eux, les thèmes abordés. 
Les différences culturelles
Écris 3 phrases: 
Compare la France et les Pays-Bas quant au rapport à l'argent, au dépenses, la culture...
Utilise tous les documents (articles, vidéos...) que nous avons vu pour former ton opinion.

Slide 36 - Tekstslide

Voorkennis activeren: 
Demander aux élèves d'après l'image / icone du film et le titre ("L'argent" / Ina: 1973...) quels seront, selon eux, les thèmes abordés. 
Les différences culturelles
Parle avec ton voisin.
Quelles sont selon toi les grosses différences entre la France et les Pays-Bas quant au rapport à l'argent, la publicité, 

Slide 37 - Tekstslide

Voorkennis activeren: 
Demander aux élèves d'après l'image / icone du film et le titre ("L'argent" / Ina: 1973...) quels seront, selon eux, les thèmes abordés.