Wortschatz Kapitel 3 - 1F

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Wortschatz 

Kapitel 3

klas 1F

5 februari 2021

Programma

• Leerdoelen
• Uitleg woordenschat 
• Oefeningen
• Afsluiting 

Leerdoelen

- Je herkent na vandaag minstens 25 woorden met het thema school in het Duits.

- Je kunt na deze les werkwoorden gebruiken in zinnen rondom het thema 'school'.

- Je kunt een klein gesprek voeren in het Duits over wat jij doet op school.

Die Schule

Grammatica

• De werkwoorden 'machen = doen/maken' en 'gehen = gaan'  worden veel gebruikt. 'Haben' en 'sein' wat minder
• (Fe) e-st-t-en-t-en is een handige ezelsbrug als je het werkwoord vervoegt.
• Werkwoord vervoegen = hele werkwoord -en + uitgangen esttenten: ich (e), du (st), er/sie/es (t), wir (en), ihr (t),       Sie/sie (en)

Sleep onderstaande woorden naar het goede vakje

die Schulfächer

das Material

am ....tag / um (Uhrzeit)

biologie = Biologie

op woensdag = am Mittwoch

boek = das Buch

wiskunde = Mathe(matik)

pasje = der Ausweis

om twee uur = um zwei Uhr

Nederlands = Niederländisch

aardrijkskunde = Erdkunde

schrift = das Heft

op zaterdag = am Samstag

Wir essen um 18:00 Uhr

Die Antworten

• Schulfächer = Biologie, Niederländisch, Mathe, Erdkunde und Deutsch
• Material = das Buch, das Heft und der Ausweis
• am/um (Tage/Uhrzeiten) = am Mittwoch, am Samstag, Um 18:00 Uhr, um zwei Uhr und die Wochentage.

Welk woord past op de puntjes?

Ich gehe in die fünfte ............... .

1. Klas
2. Klasse
3. Schule
4. langweilig

..................... sind Tage am Wochenende.

1. Freitag und Samstag
2. Mittwoch und Donnerstag
3. Montag und Dienstag
4. Samstag und Sonntag

In der ................ essen wir in der Mensa.

1. Pause
2. Erlebnis
3. See
4. Test

Ski fahren finde ich ......... (leuk).

1. blöd
2. nicht toll
3. toll
4. langweilig

Wir können in der Kantine Süßigkeiten ................... .

1. kaufen
2. machen
3. spielen
4. gehen

Ich .................. nicht warum du böse bist.

1. denke
2. mag
3. wähle
4. verstehe

.................. (m) ist sehr nett.

1. Die Lehrerin
2. Der Lehrer

Wie spät ...................... du morgens?

1. frühstückst
2. tanzt
3. läufst
4. spielst

Was war deine Note für den ...............?

1. Buch
2. Sport
3. Test
4. Fach

Vertaal de woorden tussen haakjes

(om drie uur) ist die Schule fertig.

Wann hast du (wiskunde)?

War das nur € 1,00? Das ist nicht (duur).

Wir (vinden) es nicht schlimm dass wir heute kein Wirtschaftsunterricht bekommen.

Ich spreche (Nederlands) im Alltag.

Im (lesrooster) steht welche Fächer wir heute haben.

Auf dem Strand am (meer) 'Stroombroek' kann mann die Sonne genießen.

Ich gehe in der (vmbo-school) in Ulft.

(in het weekend) spiele ich mit meinen Freunden oft Fußball.

Wenn du etwas verloren bist kannst du dich melden an der (balie).

Woordenschat vergroten

• Belangrijk bij het leren van een taal
• Gebruik het 'Lernübersicht' op bladzijden 96 en 97 en de 'Sprachmittel' op bladzijde 98. 
• Luister een keer Duitse muziek

Deze les was ........

Leuk

Niet leuk

Geweldig

Weet ik niet echt

Tips en tops