Open en gesloten vragen

Open en gesloten vragen

Doelen:
* Je kent het verschil tussen een open en een gesloten vraag.
* Je kunt aan de hand van de vraagstelling zelf vaststellen wat voor soort vraag het is.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open en gesloten vragen

Doelen:
* Je kent het verschil tussen een open en een gesloten vraag.
* Je kunt aan de hand van de vraagstelling zelf vaststellen wat voor soort vraag het is.

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeelden van
open vragen

Slide 2 - Woordweb

Voorbeelden van
gesloten vragen

Slide 3 - Woordweb

4

Slide 4 - Video

00:16
Deze vraag was ... .
open
gesloten

Slide 5 - Poll

00:42
Deze vraag was ... .
open
gesloten

Slide 6 - Poll

01:03
Deze vraag was ... .
open
gesloten

Slide 7 - Poll

02:07
Hoe herkende je het verschil tussen de open en gesloten vragen?

Slide 8 - Open vraag

Geen ja, geen nee

Geen ja, geen nee was een spelletje op de Nederlandse radio dat in de jaren '70 van de twintigste eeuw werd gespeeld.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

En nu jullie!
Nodig:
  • Eén kandidaat per team.
  • Eén interviewer per team.
  • Eén buzzer per team.
  • Eén teller per team.
  • Eén timer per team.
  • Enthousiast publiek.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe gaat het in zijn werk?
  • De kandidaat uit team A wordt geïnterviewd door de interviewer uit team B.
  • Wanneer de kandidaat "ja" of "nee" zegt, drukt de buzzer uit team B op de knop.
  • De teller uit team B houdt het aantal keer "ja" of "nee" bij. Je mag maximaal drie fouten maken.
  • De timer uit team A houdt de tijd bij. Als het de kandidaat lukt om binnen 90 seconden minder dan drie keer "ja" of "nee" te zeggen, heeft team A gewonnen.

Slide 13 - Tekstslide

Doelen:
* Je kent het verschil tussen een open en een gesloten vraag.
* Je kunt aan de hand van de vraagstelling zelf vaststellen wat voor soort vraag het is.

Slide 14 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

  • Je werkt zelfstandig aan de opdrachten voor Nederlands in het handboek (G.O. 2.4).
  • Je leest in je leesboek.
  • Je maakt je verwerkingsopdracht bij je leesboek af.

Slide 15 - Tekstslide