14.5 Hormonen 5H

14.5 Hormonen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

14.5 Hormonen

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
14.1 De ene spier is de andere niet
14.2 Je gezichtszintuig
14.3 Zenuwstelsel
14.4 Zenuwcellen
14.5 Hormonen

Daarna nog: herhalen H6 (Voeding, vertering en gezondheid)

Slide 2 - Tekstslide

Doel 14.5

  • je kunt uitleggen hoe een hormoon een orgaan beïnvloed
  • Je kunt de rol van de hypothalamus beschrijven
  • Je kunt voorbeelden van hormoongestuurde processen noemen
  • Je kunt beschrijven wat een positieve terugkoppeling is

Slide 3 - Tekstslide

Zenuwstelsel

Electrische impulsen
Door zenuwcellen
Heel snel

Hormoonstelsel

Signaalstoffen
Via het bloed
Langzaam

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn hormonen
Signaalmoleculen, die worden aangemaakt door klieren zonder afvoerbuis, afgegeven aan en getransporteerd via het bloed, die elders in het lichaam, bij een doelwitorgaan een effect hebben

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn hormonen
Hormonen komen via de bloedsomloop overal in het lichaam maar hebben alleen bij het doelwitorgaan een effect.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom reageren alleen de doelwitorganen?
Receptoren!

Slide 7 - Tekstslide

Klieren
Hormoonklieren zijn endocrien. Dwz dat het product van de kliercellen aan het bloed wordt afgegeven.

Endo=binnen

bv testis, bijnieren, schildklier

Slide 8 - Tekstslide

Klieren
Sommige andere klieren zijn exocrien. Dwz dat het product van de kliercellen aan het uitwendige milieu wordt afgegeven (afvoerbuis).

Exo=buiten

bv zweetklieren, traanklieren, maagsapklieren

Slide 9 - Tekstslide

Centrale aansturing van hormonen

Slide 10 - Tekstslide

Hypothalamus
Zenuwcellen geven hormonen

Deze komen in de hypothalamus in de bloedbaan en komen daarna in de voorkwab van de hypofyse

Slide 11 - Tekstslide

Hypofyse




In de voorkwab van de 
hypofyse wordt de hormoonaanmaak van hormonen gestimuleerd. Deze hormonen gaan naar de rest van het lichaam.

Slide 12 - Tekstslide

89A
Wat betekent resp.?


Slide 13 - Tekstslide

Negatieve terugkoppeling
De meeste hormonen werken met een negatieve terugkoppeling.
Ze remmen hun eigen aanmaak waardoor een effect niet steeds sterker wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Thyroxine verhoogt de
stofwisselingssnelheid
in doelwitorganen

Slide 15 - Tekstslide

Positieve terugkoppeling
Hormoon oxytocine heeft een positieve terugkoppeling.

Zoek oxytocine op in Tabel 88A.
Waar wordt het gemaakt en wat doet het?

Slide 16 - Tekstslide

Positieve terugkoppeling
Hormoon oxytocine heeft een positieve terugkoppeling.

Slide 17 - Tekstslide

Oxytocine tijdens de bevalling

Slide 18 - Tekstslide

Oxytocine tijdens de borstvoeding

Slide 19 - Tekstslide

Herhaling delen H13
Regeling bloedsuikerspiegel (paragraaf 13.5)

Regeling hoeveelheid wateruitscheiding (paragraaf 13.4)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Glucose
Insuline: wordt afgegeven door de alvleesklier bij een hoge bloedsuikerspiegel. Spieren en lever nemen glucose op en vormen glycogeen. Bloedsuikerspiegel daalt

Glucagon: wordt afgegeven door de alvleesklier bij een lage bloedsuikerspiegel. Lever zet glucagon om in glucose. Bloedsuikerspiegel stijgt.

Slide 22 - Tekstslide

Glucose
Adrenaline: stresshormoon, wordt aangemaakt door de bijnieren (die BINAS 89A).
Zorgt voor extra afbraak glycogeen door de lever: extra glucose beschikbaar in het bloed voor vechten of vluchten.

Slide 23 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water in het bloed.

Hormoongereguleerd
ADH (hypofyse) zorgt voor toename van het aantal waterkanalen in de celmembranen van de cellen in het verzamelbuisje (zie BINAS 89)

Slide 24 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Dus: 
Veel waterverlies -> bloed met hoge osmotische waarde -> aanmaak AHD door hypofyse -> veel waterkanalen in het verzamelbuisje beschikbaar -> veel water terugresorberen uit de voorurine -> minder urine productie (geconcentreerde urine).

Slide 25 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Maar ook andersom:
Veel water opname -> bloed met lage osmotische waarde -> geen aanmaak ADH door hypofyse -> weinig waterkanalen in het verzamelbuisje beschikbaar -> weinig water terugresorberen uit de voorurine -> veel urine productie (verdunde urine).

Slide 26 - Tekstslide