2024_02_12: TaalCompleet A1 - Thema 4: 4.8 t/m 4.12

Goedemorgen!
Maandag 12 februari 2024
TaalCompleet 4.8 t/m 4.12
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
Maandag 12 februari 2024
TaalCompleet 4.8 t/m 4.12

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Welke emoji ben jij vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Herhaling Thema 3: Flitsdictee
Opdracht: Kijk naar de woorden. Schrijf niks. 


het balkon
het dak
de deur
de flat
de garage
de schuur
de tuin
de badkamer
beneden
boven
de gang
de zolder
de douche
de meubels

timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide


Welke woorden heb je gezien?

Slide 5 - Open vraag

Praatplaat
Opdracht: Kijk naar de praatplaat. Geef antwoord op de vragen. Schrijf de antwoorden in je schrift.

  1. Wat koopt Daan? Daan koopt ... 
  2. Hoeveel eieren koopt Karlijn?
  3. Wat krijgt Nina bij de kassa?
  4. Wie valt op de grond?
  5. Waar is Emine?
  6. Wat eet Ali?
  7. Hoeveel tomaten pakt Tim?
  8. Wie praat met Jing?




timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Wat koopt Daan? Daan koopt vlees.
  2. Hoeveel eieren koopt Karlijn? Karlijn koopt zes eieren.
  3. Wat krijgt Nina bij de kassa? Nina krijgt de bon.
  4. Wie valt op de grond? Felix valt op de grond.
  5. Waar is Emine? Emine is bij de bakker.
  6. Wat eet Ali? Ali eet pizza.
  7. Hoeveel tomaten pakt Tim? Tim pakt één tomaat.
  8. Wie praat met Jing? Sanne praat met Jing.




Slide 7 - Tekstslide

4.8: Vragen maken (1)
Werkwoord + wie of wat + de rest?

werkwoord: wil
wie of wat: je
de rest: een kopje koffie

  • Wil je een kopje koffie?
  • Gaat Julia naar de markt?
  • Is de soep klaar?
  • Eet Paul 's middags brood?
  • Vinden jullie het eten lekker?

Slide 8 - Tekstslide

4.8: Vragen maken (1)
Vraagwoord + werkwoord + wie of wat (+ de rest) 

vraagwoord: wie
werkwoord: bent
wie of wat: u

  • Wie bent u?
  • Wat drink jij?
  • Waar koop je groente?
  • Wanneer doe je boodschappen?
  • Hoeveel eet jij vandaag?

Slide 9 - Tekstslide

4.8: Vragen maken (1)
Opdracht: Praat samen. Maak vragen en geef antwoord. 

Cursist A: maak een vraag met het vraagwoord dat onder het plaatje staat.
Cursist B: geef antwoord. Daarna stel jij een vraag aan cursist A.
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

4.9: Appeltaart maken
Opdracht: Luister naar de tekst. Hoor je het woord? Zet dan een kruisje: x

Slide 11 - Tekstslide

4.9: Appeltaart maken
Opdracht: We doen een dictee met de groep. Luister naar de docent. Schrijf de zin. 

  • Cursist A schrijft de eerste zin. 
  • Cursist B verbetert de eerste zin. Hij schrijft de tweede zin. 
  • Cursist C verbetert de eerste en de tweede zin. Hij schrijft de derde zin.
  • Cursist D ...
  • De laatste cursist checkt en verbetert alle zinnen. 


Slide 12 - Tekstslide

4.9: Appeltaart maken
  1. De lamp is uit.
  2. Lotte maakt een taart.
  3. Ik wil minder suiker.
  4. Het is koud buiten.
  5. De computer is aan.
  6. Het eten staat in de oven.
  7. De kinderen zijn niet dom.
  8. Eet jij een ei bij het ontbijt?
  9. Je hebt honderd gram kaas nodig.
  10. Wil je meer rijst of heb je genoeg?

Slide 13 - Tekstslide


Pauze: 10.15 - 10.30 uur

Slide 14 - Tekstslide

TaalCompleet A1 tot 11.45 uur
Opdracht: Maak 4.8, 4.9 en 4.10
Klaar? Maak 4.11 en 4.12


Slide 15 - Tekstslide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • wonen in een dorp of wonen in een stad?
  • een tuin of een balkon?
  • een douche of een bad?
  • een klein huis in het centrum of een groot huis, maar niet het centrum?
  • veel ramen of weinig ramen?
  • een mooie keuken of een mooie badkamer?
  • met de lift of met de trap?
  • wandelen in het park of winkelen?
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide


Pauze: 12.00 - 12.30 uur

Slide 17 - Tekstslide

4.10: De euro
De eieren kosten € 2,50

  1. De eieren kosten twee vijftig
  2. De eieren kosten twee euro vijftig
  3. De eieren kosten twee euro en vijftig cent





Slide 18 - Tekstslide

4.10: De euro
Opdracht: Oefen samen. Kies één manier.

  • De boter kost € 2,30
  • De kaas kost € 6,24
  • Het boek kost € 25,95
  • De trui kost € 39,99
  • De chips kost € 1,65
  • De plant kost € 9,50
  • Het vlees kost € 5,85
  • De tomaten kosten € 1,25 per 500 gram




timer
10:00
Voorbeeld

De melk kost € 1,50

De eieren kosten één vijftig
De eieren kosten één euro vijftig
De eieren kosten één euro en vijftig cent

Slide 19 - Tekstslide

4.9: Appeltaart maken
Opdracht: We doen een dictee met de groep. Luister naar de docent. Schrijf de zin. 

  • Cursist A schrijft de eerste zin. 
  • Cursist B verbetert de eerste zin. Hij schrijft de tweede zin. 
  • Cursist C verbetert de eerste en de tweede zin. Hij schrijft de derde zin.
  • Cursist D ...
  • De laatste cursist checkt en verbetert alle zinnen. 


Slide 20 - Tekstslide

4.9: Appeltaart maken
  1. De lamp is uit.
  2. Lotte maakt een taart.
  3. Ik wil minder suiker.
  4. Het is koud buiten.
  5. De computer is aan.
  6. Het eten staat in de oven.
  7. De kinderen zijn niet dom.
  8. Eet jij een ei bij het ontbijt?
  9. Je hebt honderd gram kaas nodig.
  10. Wil je meer rijst of heb je genoeg?

Slide 21 - Tekstslide

4.10: De euro
Opdracht: Werk samen. Doe oefening 76. Vraag en antwoord. ** op blz. 139. 

1, 2, 3, 4 en 5
Cursist A: lees de vraag
Cursist B: lees het antwoord

6, 7, 8, 9 en 10
Cursist B: lees de vraag
Cursist A: lees het antwoord

Klaar? Werk dan in je boek.




timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

4.10: De euro
Opdracht: Werk samen. Doe oefening 77. Luister, kijk en geef antwoord. * op blz. 303.

Cursist A stelt een vraag.
Cursist B geeft antwoord. 

Bijvoorbeeld:

Cursist A: Hoe duur zijn de ... ?
Cursist B: De ... zijn ... euro ... / De ... zijn ... cent

Klaar? Werk dan even in je boek






timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

4.11: Vragen maken (2)
Opdracht: Knip de plaatjes. Leg de plaatjes op de kop. 

Cursist A: Pak een plaatje. Maak een vraag.
Cursist B: Geef antwoord op de vraag.

Cursist B: Pak een plaatje Maak een vraag.
Cursist A: Geef antwoord op de vraag.

Klaar? Werk dan in je boek.







timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide


Slide 25 - Open vraag


Slide 26 - Open vraag


Slide 27 - Open vraag

4.12: Op de markt
Opdracht: Werk samen. Doe oefening 90. Praat samen. * op blz. 144. 

Klaar? Werk dan in je boek.




timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide


Pauze: 14.00 - 14.15 uur

Slide 30 - Tekstslide

TaalCompleet A1 tot 15.05 uur
Groep 1:
Mohammad,
Osamah, Winta en
Sakina 

Groep 2:
Ahmad, Anageel, 
Bassel en Tim


14.20 - 14.40 uur

Groep 1: Spreken met Anouk

Groep 2: TaalCompleet A1

Opdracht: Maak 4.11 en 4.12
Klaar? Maak 4.1 t/m 4.12





14.45 - 15.05 uur

Groep 2: Spreken met Anouk

Groep 1: TaalCompleet A1

Opdracht:
Maak 4.11 en 4.12
Klaar? Maak 4.1 t/m 4.12





Slide 31 - Tekstslide

Wedstrijd!
Opdracht: Kijk op het kaartje. Lees het woord. Teken het woord op het bord. 


timer
15:00
Team 1: 

Mohammad
Tim
Ahmad
Winta
Team 2: 

Sakina
Osamah
Bassel
Annageel
timer
1:00

Slide 32 - Tekstslide


Welke emoji ben jij nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll