Scheidbare werkwoorden

Scheidbare werkwoorden
  • Wat zijn scheidbare werkwoorden? 

 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Scheidbare werkwoorden
  • Wat zijn scheidbare werkwoorden? 

 

Slide 1 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden
  • Wat zijn scheidbare werkwoorden? 

  • Ik bel je morgen op.
  • Jan zegt de antwoorden voor
  • De docent kijkt de toets na
  • Ik kom Ahmed op de markt tegen.

Slide 2 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden

  • Ik bel je morgen op.                                          opbellen
  • Jan zegt de antwoorden voor.                     voorzeggen  
  • De docent kijkt de toets na.                          nakijken
  • Ik kom Ahmed op de markt tegen.             tegenkomen

Slide 3 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden

  • opbellen                                                    op + bellen
  • voorzeggen                                              voor + zeggen
  • nakijken                                                      na + kijken
  • tegenkomen                                             tegen + komen

Slide 4 - Tekstslide

Dat is een combinatie van
een werkwoord en een voorzetsel

Slide 5 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden

  • werkwoord + voorzetsel (aankomen/afspreken)
  • werkwoord + adjectief     (schoonmaken/klaarmaken)
  • werkwoord + substantief  (paardrijden/ademhalen)

Slide 6 - Tekstslide

hele werkwoord = infinitief

tegenwoordige tijd = nu
veleden tijd (imperfectum)

Slide 7 - Tekstslide




                          voltooide tijd

Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we nog doen?



Slide 9 - Tekstslide

Hele werkwoord = infinitief
  • Zullen we voor morgen afspreken
  • Wil je ook weggaan?
  • Ik moet vandaag in de aula schoonmaken?

Zullen, willen, kunnen, moeten, mogen, gaan, komen.....

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide