Questions to do

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare school

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Today Wednesday 12.02.2020

  • Stepping Stones 9 & 10 Chapter 4 (page 59)
  • Do / does & don't / doesn't
  • Filmpje YouTube
  • WB page 94 & 95; assignments; 10, 11 & 12

Slide 3 - Tekstslide

Do / does & don't/doesn't

Slide 4 - Tekstslide

To be
To be --> Zijn

  1. I am            
  2. You are
  3. He/she/it is --> hetzelfde in het Nederlands
  4. We are
  5. They are

Slide 5 - Tekstslide

You ... a good friend
A
am
B
is
C
are

Slide 6 - Quizvraag

My mother ... very sweet
A
am
B
is
C
are

Slide 7 - Quizvraag

Vraagzinnen maken
Je gebruikt steeds DO of DOES om een vraagzin te maken. 
vb: Do you pack your bag?
       Does he play games? 

Slide 8 - Tekstslide

Een vragende zin maken met 'to be'

Normaal:  Ellen is een aardig meisje --> Ellen is a nice girl 
Vragend: Is Ellen een aardig meisje? -->Is Ellen a nice girl? 

Regel: Om een vraag te maken met 'to be' zet je am/are/is vooraan de zin.

Slide 9 - Tekstslide

I am happy

Am I happy?

Slide 10 - Tekstslide

You like apples

Do you like apples?

Slide 11 - Tekstslide

Ontkennende zin maken
Ontkennende zin: je doet iets NIET. 
Ook hier gebruik je DO of DOES en het woordje "not" of  "  'nt  " komt erbij. 

vb: You do not (don't) pack your bag.
       He does not (doesn't) play games. 


Slide 12 - Tekstslide

0ntkenning maken met 'to be'

Normaal: Ellen is grappig -->  Ellen is funny
Ontkennend: Ellen is niet grappig --> Ellen is not funny


Regel: om een ontkenning te maken zet je not achter am/are/is

Slide 13 - Tekstslide

NA DID EN DIDN'T KOMT DUS ALTIJD HET HELE WERKWOORD!!

NIET: I DIDN'T LIKED THE GIRL
WEL: I DIDN'T LIKE THE GIRL

NIET: DID THE BOYS HAD A FIGHT?
WEL: DID THE BOYS HAVE A FIGHT? 

Slide 14 - Tekstslide

Past Simple

Slide 15 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
___ Jake ___ (sell) his car last week?
A
Did ... selled
B
Did ... sell
C
Sell
D
Selled

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
Their friends _____ (go - not) to the park.
A
didn't goed
B
didn't go
C
goen't
D
go not

Slide 17 - Quizvraag


Vulde juiste vorm in.
___ the dog ___ (play) with its bone?
A
Played
B
Did ... play
C
Did ... played
D
Play

Slide 18 - Quizvraag

Still a little bit hard to understand??
Maybe this Dutch video will help

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video