Normen en Waarden

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • De student kan aan het einde van de les de begrippen normen en waarden in eigen woorden uitleggen.
  • De student kan aan het einde van de les professionele eigenschappen bij zichzelf herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus
Lees de casus
Janice is een nieuwe stagiaire op een dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Vandaag ontmoet ze voor het eerst haar stagebegeleider Willem. Willem staat bij de deur om haar een warm welkom te heten. Enthousiast steekt hij zijn hand naar haar uit. Janice fronst, kijkt naar beneden en loopt direct door naar de teamkamer. Willem staat met zijn nog uitgestoken hand in de deuropening. Vol verbazing kijkt hij Janice na terwijl ze de teamkamer inloopt. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht casus
  • Bespreek in tweetallen wat je van het gedrag van Janice vindt en waarom.
  • Schrijf dit op
  • We bespreken het na met de groep.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden
Een waarde is iets dat belangrijk is, iets van ‘waarde’. Iets dat je wenselijk vindt, iets wat je na wilt streven. Een waarde is meestal één enkel woord, bijvoorbeeld: eerlijkheid, hulpvaardigheid, vriendelijkheid enz.


Slide 5 - Tekstslide

Waarden kun je omschrijven als de idealen of overtuigingen van een groep mensen. Zaken die belangrijk worden gevonden en het nastreven waardig zijn. Vanuit waarden ontstaan gedragsregels (normen). Vandaar dat deze twee woorden zo vaak samen worden gebruikt.
Normen
Als je de waarde nastreeft dan gedraag je je op een bepaalde manier. Dat noemen we dan de norm, bijvoorbeeld: 
Waarde = eerlijkheid -> Norm = niet liegen
Waarde = hulpvaardigheid -> Norm = anderen helpen
Waarde = vriendelijkheid -> Norm = aardig zijn

Een norm is een gedragsregel

Slide 6 - Tekstslide

Er kunnen meerdere normen (gedragsregels) worden toegeschreven aan een bepaalde waarde.  
Voorbeeld beleefdheid -> 
1 . Als iemand je helpt met iets, bedank je die persoon. 
2. Als er oudere mensen in de trein instappen sta je voor diegene op. Enzovoort
Opdracht
  • Op het bord komen telkens twee normen te staan.
  • Schrijf op welke jij het belangrijkst vindt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je moet rationele
 beslissingen nemen.

Je mag je door 
gevoel laten leiden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je moet steeds naar verbetering streven.

Je mag het
 kalm aan doen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je moet je aan 
de regels houden.

Je mag van de groepsnormen afwijken.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je moet het belang van de groep voor je eigen belangen zetten.

Je mag voor
jezelf opkomen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je moet open
staan voor andersdenkenden.

Je moet een meerderheidsbesluit accepteren en uitvoeren.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je moet je
van anderen onderscheiden.

Je moet anderen betrekken bij beslissingen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Alles moet bespreekbaar zijn.

Je mag 
niet roddelen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op het bord komt een lijst met waarden te staan.
Kies de 3 waarden die jij het belangrijkst vindt.

Slide 15 - Woordweb

Bespreek waarom deze waarde belangrijk zijn voor de studenten en welke normen hieraan verbonden zijn. Wat nemen zij hiervan mee naar de praktijk? 
Tekstaandacht - behulpzaamheid - betrouwbaarheid bescheidenheid - betrokkenheid - plezier dankbaarheid - discipline - eerlijkheid - respect
duidelijkheid - eenvoud - eigenheid - flexibiliteit geduld - gehoorzaamheid - gelijkwaardigheid humor - veiligheid - liefde - loyaliteit - loslaten onafhankelijkheid - orginaliteit - openheid optimisme - rationaliteit - rechtvaardigheid toewijding - tolerantie - vertrouwen - zorgzaam verantwoordelijkheid - zelfstandigheid

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn waarden?
A
Wat JIJ belangrijk vindt in het leven
B
Hetzelfde als normen
C
Regels die de wet bepaalt
D
Wat anderen belangrijk vinden

Slide 17 - Quizvraag


Waarden zijn cultuur- en persoonsafhankelijk 
Wat zijn normen?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Geschreven en ongeschreven regels

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide


Geef studenten 1 minuut de tijd om het begrip te lezen. Geef aan dat je hierna willekeurig studenten gaat vragen om voorbeelden en het begrip in eigen woorden uit te leggen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke professionele eigenschappen herken je bij jezelf? Benoem er 3.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Ga zelf op zoek naar waarden die jij belangrijk vindt.

Verwerk deze in een wordle

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Woordweb

Lesdoelen:

De student kan aan het einde van de les de begrippen normen en waarden in eigen woorden uitleggen.

De student kan aan het einde van de les professionele eigenschappen bij zichzelf herkennen.
Beschrijf 1 tip en 1 top.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies