6.2 Roel

6.2 Roel
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.2 Roel

Slide 1 - Tekstslide

3VWO
                                                 Pincode - Hoofdstuk 6
                                                 Paragraaf 6.2
                                                 Het ene goed is het andere niet  

Slide 3 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen Paragraaf 6.1
Na deze les kun je:
• uitleggen waarom speltheorie wordt gebruikt binnen de economie
• een opbrengstenmatrix aflezen en bepalen of er sprake is van een gevangenendilemma
• uitleggen dat zelfbinding een belangrijke rol speelt bij de oplossing van een gevangenendilemma




Slide 5 - Tekstslide

Wat is de uitkomst van dit spel ?

Slide 6 - Tekstslide

Is hier sprake van een gevangendilemma?

bekennen
zwijgen
bekennen
zwijgen
Noteer: 
(1) de dominante strategie van beide spelers 
én 
(2) de uitkomst van dit spel. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat noteer je?
Dominante strategie "oranje speler"
De dominante strategie van de "oranje speler" is "bekennen" want,
"5 jaar is beter dan 20 jaar" en "0 jaar is beter dan 1 jaar".

Dominante strategie "blauw speler"
De dominante strategie van de "blauwe speler" is "bekennen" want,
"5 jaar is beter dan 20 jaar" en "0 jaar is beter dan 1 jaar".

Daardoor komen ze in de cel "linksboven" terecht. Dit is een suboptimale uitkomst, want "gezamenlijk 10 jaar cel" is meer dan "gezamenlijk 2 jaar cel" in de cel "rechtsonder". Er is dus WEL sprake van een gevangendilemma.

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen Paragraaf 6.2
Na deze les kun je:
• de kenmerken en voorbeelden van een individueel goed noemen
• uitleggen waarom de overheid collectieve goederen produceert en welke kenmerken en voorbeelden er zijn van collectieve goederen
• het verschil benoemen tussen collectieve en quasi-collectieve goederen en voorbeelden geven van quasi-collectieve goederen.

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende 'soorten' 
economische goederen













*Vrije goederen: gratis goederen, bijv. lucht, water, zand, wind, zonlicht
Op basis van 2 eisen:
(1) Wel/Niet rivaliserend
Als de consumptie van een goed door één persoon niet de beschikbaarheid van het goed voor een ander verkleint.

Vb. Film kijken op Netflix = NIET

(2) Wel/Niet uitsluitbaar
Je kunt iemand niet van het gebruik van het goed uitsluiten.

vb. straatverlichting = NIET

Slide 10 - Tekstslide

Individuele goederen
Individuele goederen worden door particuliere bedrijven en personen verhandeld. De meeste goederen die je dagelijks tegenkomt zijn individuele goederen.

WEL uitsluitbaar
Als je niet betaalt krijg je niets

WEL rivaliserend
Als jij het koopt kan een ander dat niet meer.

Vb. Snapchat abonnement, zak chips, bezoek bios

Slide 11 - Tekstslide

Collectieve goederen
Collectieve goederen worden door de overheid verhandeld. Dit zijn goederen die gezamenlijk gebruikt worden en anders waarschijnlijk door niemand geregeld zouden worden. Er is dus ook geen individuele prijs.

NIET uitsluitbaar
Als je niet betaalt kan de overheid je niet uitsluiten

NIET rivaliserend
Als jij het gebruikt kan een ander dat ook

Vb. Politie, dijken, leger, straatverlichting

Slide 12 - Tekstslide

Quasi-collectieve goederen
Quasi-collectieve goederen (Quasi = bijna) zijn ook individuele goederen. Zij zouden in principe door bedrijven kunnen worden geleverd, maar er wordt voor gekozen om dit door de overheid te laten doen. Er kan hier wel een individuele prijs zijn. 

WEL uitsluitbaar
Als je niet betaalt kan de overheid je uitsluiten

NIET rivaliserend
Als jij het gebruikt kan een ander dat ook

Vb. Onderwijs, openbaar vervoer

Slide 13 - Tekstslide

Maak de volgende opdrachten
H6

Slide 14 - Tekstslide