TUE C1 t/m S1

TUE C1 t/m S1
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TUE C1 t/m S1

Slide 1 - Tekstslide

Hydrofiel & hydrofoob
Stoffen die goed oplosbaar zijn; zijn hydrofiel.
Stoffen die slecht oplosbaar zijn; zijn hydrofoob.

Slide 2 - Tekstslide

mengsel en
zuivere stof

Voorbeelden mengsel:

  • legering (metalen)
  • limonade
    Voorbeelden zuivere stof
  • suiker (wit)
  • zout


Slide 3 - Tekstslide

3 type mengsels
  • Oplossing, Suspensie, Emulsie 

Slide 4 - Tekstslide

3 vloeibare mengsels
- Oplossing
Een oplossing is een mengsel van ten minste 1 vaste stof, vloeistof of gas in een oplosmiddel.
Het oplosmiddel is vaak water, maar kan ook een andere vloeistof zijn. Andere bekende oplosmiddelen zijn alcohol, aceton en wasbenzine.
Cola                    Cola is een voorbeeld van een oplossing. Suiker(s) en CO2(g)
                              zijn opgelost in het oplosmiddel water.
                              Je kan een oplossing herkennen omdat die altijd helder is.
                 

Slide 5 - Tekstslide

3 vloeibare mengsels
- Suspensie
een suspensie is een mengsel van een niet opgeloste vaste stof in een vloeistof.
De vaste stof zweeft in dan in de vloeistof.
Je kan een suspensie herkennen omdat die troebel is. Je kan er dus niet doorheen kijken.
Vers geperste sinaasappelsap is een voorbeeld van een 
suspensie. Maar ook modder en soep zijn suspensies
                 

Slide 6 - Tekstslide

3 vloeibare mengsels
- emulsie
een emulsie is een mengsel van een niet opgeloste vloeistof in een andere vloeistof.
Belletjes van de niet opgeloste vloeistof zweven dan in de andere vloeistof.
Je kan een emulsie herkennen omdat die troebel is. 
Mayonaise is een voorbeeld van een 
emulsie. Maar ook melk en bodylotion zijn emulsies

                 

Slide 7 - Tekstslide

hydrofiel en hydrofoob

Slide 8 - Tekstslide

Mengsel op macroniveau
Mengsel op microniveau
Micro- & Macro-  Niveau

Slide 9 - Tekstslide

Kookpunt of kooktraject

Slide 10 - Tekstslide

Andere mengsels:
  • Mist/ Nevel / Aerosol
  • Rook
  • Schuim
  • Legering
  • Vaste stoffen mengsel
  • Gasmengsel

Slide 11 - Tekstslide

Kookpunt een stofeigenschap

Slide 12 - Tekstslide

Stofeigenschappen
  • Brandbaarheid
  • Oplosbaarheid
  • Dichtheid
  • Smeltpunt & kookpunt
  • Giftigheid
  • Magnetisch
  • Glanzend 

Slide 13 - Tekstslide

Een kwestie van gezichtspunt
 Ordenen/indelen  kan op basis van stofeigenschappen z.a.:
  • vast, vloeibaar, gas
  • Goed oplosbaar, slecht oplosbaar
  • (Verwacht/logisch en onverwacht/onlogisch)

Slide 14 - Tekstslide

concentratie
geconcentreerd en verdund
lage concentratie  en     hoge concentratie

Slide 15 - Tekstslide

Concentratie 
Bij oplossingen gebruik je vaak concentratie.
c = concentratie in g/L
m = massa opgeloste stof in g
v = volume oplossing in L

Vb: wat is de concentratie suiker in energydrink? Een blikje van 250 mL bevat 27,5 g suiker. 
c=vm

Slide 16 - Tekstslide

Concentratie rekenen
  • Nina lost 6,8g op in 50 mL water. Wat is de concentratie?
  • Concentratie; g/mL
gram (g)
mL

Slide 17 - Tekstslide

 Concentratie

Slide 18 - Tekstslide

Verdwijnen vs Ontsnappen
Als je twee stoffen bij elkaar brengt kunnen de stoffen waarmee je begon verdwijnen. 

Slide 19 - Tekstslide

Verdwijnen
  • Verdwijnen is een fout woord om te gebruiken. 

  • Wat er werkelijk gebeurt is dat er nieuw combinaties worden gemaakt  en er ontstaan nieuwe stoffen met nieuwe eigenschappen. 

Slide 20 - Tekstslide

Ontsnappen 
Ontsnappen word eigenlijk een fase verandering mee bedoeld

De meeste stoffen hebben 3 fasen waarin 
ze zicht kunnen bevinden  

Vast (s), Vloeibaar (l) en Gas (g)
opgelost in water (aq) 

Slide 21 - Tekstslide

Ontsnappen
  • Kan plaatsvinden als een stof die ontstaat een gas is en ontsnapt in de lucht 
  • Ontsnappen kan ook plaatsvinden als een vloeistof een gas vorm aanneemt omdat de temperatuur hoger wordt 

Slide 22 - Tekstslide

Geef een verklaring voor het verdwijnen van een stof als je 2 gekleurde beginstoffen bij elkaar doet en er onstaat een nieuwe heldere stof?

Slide 23 - Open vraag

Chemische reactie:

Slide 24 - Tekstslide

actie = reactie

Slide 25 - Tekstslide

Noem minstens drie acties die je tot nu toe hebt uitgevoerd met stoffen.

Slide 26 - Open vraag

Chemische reactie






Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen én er ontstaan nieuwe stoffen.

  • beginstoffen:  De stoffen die bij d chemische reactie verdwijnen
  • reactieproducten:  de stoffen die ontstaan bij een chemische reactie

Slide 27 - Tekstslide

Wat is wel en geen chemische reactie  
  • filtreren
  • geen chemische reactie
  • destilleren
  • geen chemische reactie
  •  verbranden van hout
  • wel chemische reactie

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een chemische reactie? En wat is hier kenmerkend aan?

Slide 29 - Open vraag

Reactieschema

In een reactieschema zet je de beginstoffen  vóór de pijl

In een  reactieschema zet je de  reactieproducten na de pijl

Slide 30 - Tekstslide

Wat is een reactieschema?
  • Een reactieschema is een beschrijving van een chemische reactie.
  • beginstoffen   ->   reactieproducten

Slide 31 - Tekstslide

Reactieschema verbranding
brandstof + zuurstof --> verbrandingsproduct(en)

Voorbeeld:
Vast magnesium wordt verbrand. Er ontstaat vast magnesiumoxide.
Reactieschema:     
magnesium (s) + zuurstof (g)--> magnesiumoxide (s)

Slide 32 - Tekstslide

Het percentage van de massa van een bepaalde stof in een mengsel

Zorg ervoor dat de eenheden van het deel en het geheel hetzelfde zijn


Massa percentage

Slide 33 - Tekstslide

Massa percentage
De dichtheid van een bepaald soort glas bedraagt 2,6 gram/cm 
Voor de bereiding van dit glas wordt aan 5000 ml glas 370 gram soda toegevoegd en gemengd

Bereken het massapercentage soda in dit glas

Slide 34 - Tekstslide

Massa percentage
Voorbeeld berekening:
In 100 gram pekel zit 30 gram zout opgelost. Bereken het massapercentage zout in dit mengsel.

Eerst bereken we de concentratie, daarna zetten we dit antwoord om in massa percentage.

Slide 35 - Tekstslide

Oplossingen en Oplossen

  • In een oplossing zijn de deeltjes gelijkmatig verdeeld.
  • Je kunt de stof niet meer zien, dus zijn altijd helder. 
  • Soms hebben ze nog een kleurtje.

  • Je kunt vaste stoffen, vloeistoffen en gassen oplossen.
  • Bijvoorbeeld champagne

Slide 36 - Tekstslide

Verzadigd of onverzadigd
Verzadigde oplossing
In een verzadigde oplossing is zoveel van een stof opgelost, dan je geen extra stof erbij kan oplossen.

De stof die je dan probeert op te lossen is dan in overmaat

Onverzadigde oplossing
In een onverzadigde oplossing kan je nog stof oplossen.

Slide 37 - Tekstslide

Verzadigde oplossing & Overmaat

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

       Toestel van Hofmann 
  • Elektrodes in oplossing met batterij maken                                              gesloten stroomkring
  • Elektrodes van platinum geleiden elektriciteit
  • Water geleidt niet, dus zuur in water
  • Gassen worden apart opgevangen 
  • Linkergas laat gloeiende houtspaander harder gloeien,                                    dus welk gas is dat? 
  • Rechtergas noemen we gas X 

Slide 40 - Tekstslide

Elektrolyse
Toestel van hofmann.

Water ontleedt in stof x en zuurstof.

water (l) --> stof x (g) + zuurstof (g)

Slide 41 - Tekstslide

Filtreren
  • Scheidingsmethode: Filtreren
  • Stofeigenschap: Deeltjesgrootte 
  • Soort mengsel: Suspensie 

Slide 42 - Tekstslide

Filtreren
  • Scheidingsmethode: Filtreren
  • Stofeigenschap: Deeltjesgrootte 
  • Soort mengsel:Suspensie

Slide 43 - Tekstslide

GHS - symbolen

Slide 44 - Tekstslide

Atomen / Elementen


  • Er bestaan 118 soorten atomen, en zijn de bouwstenen van moleculen.
  • Elke atoomsoort heeft zijn eigen naam en een eigen symbool.
  • Bestaat een stof uit 1 soort atomen = enkelvoudige stoffen =                     niet ontleedbare stoffen bijv. ijzer, goud
  • Bestaat een stof uit meerdere soorten atomen = samengestelde stoffen bijv. water

Slide 45 - Tekstslide

Ontleding
De onderstaande reacties zijn endotherm:

Slide 46 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van filtreren
A
Thee zetten
B
Koffie maken
C
Pasta afgieten
D
Het tegenhouden van gif in een gasmasker

Slide 47 - Quizvraag

Bij filtreren vang je het
A
residu op in het filter
B
residu op in de reageerbuis
C
filtraat op in het filter

Slide 48 - Quizvraag

Filtreren is gebaseerd op
A
kookpunt
B
dichtheid
C
massa
D
deeltjes grootte

Slide 49 - Quizvraag

TUE - Les
-Kijk de opdrachten na
-Lever het nagekeken werk in

-Als de timer op 00:00 is begin je met opruimen van de spullen
-Maak foto's van de practicums die je hebt afgemaakt
-Lever de fotos in op classroom
-Blijf op je plek zitten tot de docent aangeeft dat je kan gaan!!!

Slide 50 - Tekstslide