Werkwoorden periode 4

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat het hoofdstuk over?

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaat het hoofdstuk over?

Slide 3 - Open vraag

Testen en s.o.'s periode 4
  • 20 mei s.o. werkwoorden 
  • 3 juni p.o. au resto
  • 10 juni s.o. vocabulaire en zinnen 'au resto'
  • 25 juni inleveren p.o. 'ambiance vacances'

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden periode 4
Onregelmatige werkwoorden
  • Être (zijn)
  • Avoir (hebben)
  • Aller (gaan)
  • Faire (maken, doen)
  • Pouvoir (kunnen)
  • Vouloir (willen)

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden periode 4
Regelmatige werkwoorden
  • - er (jouer, aimer, bouger etc.)
  • - re (attendre, vendre)

Slide 6 - Tekstslide

Pouvoir

Slide 7 - Tekstslide

Vouloir
Présent
Je veux
Tu veux
Il, elle, on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils, elles veulent
Passé composé
J'ai voulu
Tu as voulu
Il, elle, on a voulu
Nous avons voulu
Vous avez voulu
Ils, elles ont voulu

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je een passé composé met de ww-er?
vorm van avoir of être + -er wordt é
J'ai  mangé              je suis allé(e)
Tu as parlé.                  tu es rentré(e)
il/elle/on a habité      elle est tombée
nous avons demandé                      nous sommes retourné(e)s
vous avez aimé                     vous êtes monté(es)
ils ont passé             ils sont restés
elles ont invité               elles sont allées
(Als het eerste werkwoord een vorm van être is dan moet je even naar de persoon kijken: 
vrouwelijk:e, meervoud: s)

Slide 9 - Tekstslide

Twee tijden
  •  Présent (tegenwoordige tijd)
  • Passé composé (verleden tijd)


Slide 10 - Tekstslide

In welke tijd staat deze zin?
Nous allons à Paris.
A
Présent
B
Passé composé

Slide 11 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Nous sommes allés à Paris.
A
Présent
B
Passé composé

Slide 12 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Tu as été au Maroc.
A
Présent
B
Passé composé

Slide 13 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Il a fait du foot.
A
Présent
B
Passé composé

Slide 14 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Il fait du foot.
A
Présent
B
Passé composé

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Tip om de uitgangen te onthouden
Een eskimo eet ons ezeltje enthousiast. 
Je
Tu
Il/elle
Nous
Vous
Ils/elles
Je donne
Tu donnes
Il donne
Nous donnons
Vous donnez
Ils donnent

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zeg je: wij bestellen (commander)
A
elles commandent
B
ils commandent
C
vous commandez
D
nous commandons

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zeg je: jij eet (manger)?

Slide 19 - Open vraag

Hoe zeg je: jullie eten (manger)?

Slide 20 - Open vraag

Hoe maak je de passé composé?
(bijv. ik heb besteld of ik heb gegeten)

Slide 21 - Open vraag

Hoe maak je de passé composé met regelmatige werkwoorden:
1) Hulpwerkwoord avoir of être
2) Voltooid deelwoord: é of u

J'ai bougé: ik heb bewogen
J'ai attendu: ik heb gewacht

Slide 22 - Tekstslide

Leer de onregelmatige werkwoorden uit je hoofd
avoir: j'ai eu (ik heb gehad)
être: j'ai été (ik ben geweest)
faire: j'ai fait (ik heb gedaan)
aller: je suis allé(e) (ik ben gegaan)
vouloir: j'ai voulu (ik heb gewild)
pouvoir: j'ai pu (ik heb gekund)

Slide 23 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
ils mangent au restaurant

Slide 24 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Tu attends le bus.

Slide 25 - Open vraag