Bs4 Bevruchting en Zwangerschap

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
B4 Bevruchting en zwangerschap
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
B4 Bevruchting en zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de lichtgroene kleur?
A
Eisprong
B
Menstruatie
C
Vruchtbare periode
D
Menstruatiecyclus

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer is de vruchtbare periode van de vrouw?
A
Aan het begin van de menstruatie
B
3 dagen voor de ovulatie en 1 dag er na
C
Aan het einde van de menstruatie
D
4 dagen na de ovulatie

Slide 3 - Quizvraag

Een menstruatiecyclus duurt.....
A
21 dagen
B
3 tot 5 dagen
C
28 dagen
D
7 dagen

Slide 4 - Quizvraag

Waarmee start de menstruatiecyclus?
A
Ovulatie
B
Menstruatie
C
Eisprong
D
Gele lichaam

Slide 5 - Quizvraag


 Geslachtskenmerken kun je onderverdelen in primaire
 
geslachtskenmerken en secundaire geslachtskenmerken.

In welke zin staan alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
Schaamlippen, borstgroei en borsthaar.
B
Schaamhaar, zwaarder skelet en lagere stem.
C
Balzak, schaamlippen en penis.
D
Balzak, bredere schouders en lagere stem.

Slide 6 - Quizvraag

Wat gebeurt er op dag 14 van de menstruatiecyclus?
A
Je bent vruchtbaar
B
Je bent ongesteld
C
Je hebt de eisprong
D
Er gebeurt niks bijzonders op dag 14

Slide 7 - Quizvraag

Wat gaan we doen?
  1. Opstart. Leg je boek open op b.s 1 T2. (5 min)
  2. Uitleg biologie met Joost + aantekeningen (10 min)
  3. Maken opgaven B.s 4 (30 min)
  4. Nakijken als je alles af hebt.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Paragraaf 4 : Bevruchting en zwangerschap


2.4.1 Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
2.4.2 Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
2.4.3 Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
2.4.4 Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opdrachten maken b.s 4
Maak opgaven 1,2,3,4,5,6,7

Klaar? 
Laat je werk zien, alles af? Dan mag je nakijken.

Slide 11 - Tekstslide

De bevruchting
De zaadcellen bewegen zich naar de eileiders toe.

In de eileider kan bevruchting plaatsvinden. 
De kop van de zaadcel dringt de eicel binnen. 
DIT KAN MAAR 1 ZAADCEL ZIJN.

Het celmembraan van de eicel wordt meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen. (Dit betekend dat er niks anders meer naar binnen kan.)



 De kern van de zaadcel smelt samen met de kern van de eicel.
 Zo ontstaat één bevruchte eicel met één celkern.

Slide 12 - Tekstslide

Bevruchting

Slide 13 - Tekstslide

Als een eicel is bevrucht, blijft het gele lichaam in stand. 
(het gele lichaam  sterft af bij geen bevruchting, gevolg menstruatie)

Het gele lichaam blijft hormonen produceren om het baarmoederslijmvlies dik en doorbloed te houden. Hierdoor wordt een vrouw niet meer ongesteld.

Slide 14 - Tekstslide

De bevruchte eicel deelt zich direct een aantal keren. Er komen cellen bij, maar het klompje wordt niet groter.

Dit klompje cellen wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd;
Proces duurt 5 tot 12 dagen.

Slide 15 - Tekstslide

innesteling
Het baarmoederslijmvlies is dik rond de tijd van de eisprong.
 In het dikke slijmvlies kan het klompje cellen vastgroeien. 
Dat heet innesteling

De vrouw is dan zwanger.

 De periode van ovulatie tot en met innesteling duurt ongeveer 9 dagen.

Slide 16 - Tekstslide

Placenta
Na de innesteling groeit het klompje cellen uit tot een embryo.
 Zo noem je het ongeboren kindje de eerste drie maanden. 
In het begin is het embryo nog klein.
 Om te groeien heeft het zuurstof en voedingsstoffen nodig.
 Die neemt het embryo op uit het slijmvlies van de baarmoeder..

Slide 17 - Tekstslide

Placenta
Hiernaast zie je een embryo van 7 weken oud.  Het hart en bloedvaten zijn al ontwikkeld. 

Op de plaats waar het embryo is ingenesteld, begint de placenta (moederkoek) te groeien.


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Placenta
 In de placenta stroomt bloed van het embryo vlak langs het bloed van de moeder. Bloed van moeder stroomt dus niet door het embryo, maar blijft gescheiden van het bloed van het embryo.

Door kleine gaatjes in de wanden van de bloedvaten gaan stoffen van het ene bloedvat naar het andere:
• Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo.
• Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Placenta
Via de placenta kunnen ook schadelijke stoffen bij het embryo komen, zoals nicotine, alcohol, drugs en medicijnen.
'
 Ook sommige ziekteverwekkers kunnen via de placenta bij het embryo komen.

Slide 22 - Tekstslide

navelstreng
Het embryo heeft een navelstreng. De navelstreng is de verbinding tussen het embryo en de placenta. In de navelstreng liggen twee slagaders en één ader.

Navelstrengslagaders
- Bloed stroomt van het embryo naar de placenta.
- Bloed  bevat veel koolstofdioxide en andere afvalstoffen van het embryo.

Navelstrengader
- Bloed stroomt van de placenta naar het embryo.
- Bloed bevat veel zuurstof en voedingsstoffen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Vruchtvliezen en vruchtwater
Na drie maanden noem je het embryo een foetus (spreek uit: feutus). Een foetus heeft al alle kenmerken van een mens. 

Om de foetus heen liggen de vruchtvliezen
De foetus ligt in vruchtwater. 
De foetus kan hierin gemakkelijk bewegen.

 Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en verandering van de temperatuur.

Slide 25 - Tekstslide

Tweelingen
Twee- eiige tweeling
- Ontstaat uit twee eicellen.
- Twee eicellen vrijgekomen bij ovulatie, beide worden  bevrucht.
- Twee klompjes cellen nestelen zich beide in baarmoederslijmvlies.

Eeneiige tweeling
- Ontstaat uit één bevruchte eicel.
- Tijdens eerste deling van bevruchte eicel raken cellen los van elkaar, er ontstaan twee klompjes cellen.
- Beide klompjes cellen nestelen zich in het baarmoederslijmvlies.

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten maken


Opdracht 4 t/m 7
BLZ 125 - 128

Slide 27 - Tekstslide

Opdrachten maken


Opdracht 1 t/m 4
BLZ 104-105

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk

Schrift/online:
Opdracht 5 t/m 7
BLZ 106-107

Slide 29 - Tekstslide