H4 Samenvatting

H4 Thuis in je huis
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 Thuis in je huis

Slide 1 - Tekstslide

Afronden H4
Pak je werkboek, zoek met mij de doelen van het hoofdstuk. 

We schrijven alle doelen samen op. 

Zet daarna er achter of je dit doel op dit moment haalt of niet met: O-M-V-G 

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn verschillende soorten huishoudens
- lat-relatie (living apart together) 
- alleenstaand (single)
- gehuwd samenwonen
- ongehuwd samenwonen
- 2 vrienden of zussen/broers
- gezin
- eenoudergezin
- samengesteld gezin
- grootfamilie
- woongroep

Slide 3 - Tekstslide

SAMENLEVING
VROEGER

Waren veel gezinnen hetzelfde
* werkende vader
* huishouden voor moeder
* meer kinderen per huishouden
* opa en oma woonden vaak bij eigen kinderen in
NU
* meer vrouwen werken (wel nog in deeltijd) 
* mannen meer bezig in huishouden
* minder kinderen (kleinere gezinnen)

* meer eenoudergezinnen
* meer alleenstaanden
* oudere mensen wonen vaker alleen

Slide 4 - Tekstslide

Oudere mensen hebben wel eens hulp nodig
Soms van kinderen of kleinkinderen  (mantelzorg)
Soms van de thuiszorg 
Thuiszorg = hulp aan huis 
(schoonmaken, verzorgende taken)

Aanleunwoningen: huizen vlak bij verzorgingshuis, ouderen kunnen er met hulp op afstand zelfstandig blijven wonen

Slide 5 - Tekstslide

EMANCIPATIE 

Bij emancipatie krijgen verschillende groepen mensen dezelfde rechten
   Vrouwenemancipatie (gelijke rechten als de man)
- vrouwen mogen nu studeren, in militaire dienst, stemmen
gelijke rechten

Slide 6 - Tekstslide

Rolgedrag
Mannen en vrouwen doen precies wat er van ze verwacht wordt.
* zorgzame moeder * stoere kerel
Zorgtaken
Alles waarvoor gezorgd moet worden in het huishouden
* Koken
Afwassen * Stofzuigen  

Slide 7 - Tekstslide

Handig huishouden:
je denkt na over de beste manier om de zorgtaken te doen

Je kunt daarbij rekening houden met:
– de planning van het werk
– de hygiëne 
Verzorgen van je kamer
- Opruimen: alle spullen op hun plek leggen
– Schoonmaken: weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil.

 Redenen om je kamer op te ruimen.
– Je kunt alles sneller vinden
– Veel mensen vinden het gezelliger

Reden om je kamer schoon te houden.
– Het is hygiënischer. Je hebt een kleinere kans op ziekten
– Voorbeeld van een ziekte: allergisch zijn voor huisstofmijt

Slide 8 - Tekstslide

Tips voor het schoonmaken van je kamer. 

– Zet het raam open. 
– Werk van hoog naar laag. 
– Werk eerst met een droge doek en daarna met een natte doek.

Slide 9 - Tekstslide

EIGENSCHAPPEN VAN WOL
- warm
- neemt geen vocht op
- brand niet zo snel
- krimpt al je het te heet wast

Slide 10 - Tekstslide

EIGENSCHAPPEN VAN KATOEN
- neemt veel vocht op
- is luchtig in dragen
- kan heet gewassen worden
- zacht en soepel
- brandt snel

Slide 11 - Tekstslide

SYNTHETISCHE VEZELS
- Neemt geen vocht op
- houdt je bijna niet warm
- kreukt niet
- als het brandt, smelt het 
- kunnen niet tegen hete tempraturen

Slide 12 - Tekstslide

KLEDING WASSEN
Je moet regelmatig je kleding wassen.
- kleding wordt vuil
- vuile kleding stinkt

Slide 13 - Tekstslide

SOORTEN WAS & WASMIDDELEN
WAS
1. WITTE WAS (alleen witte kledingstukken)
2. BONTE WAS (alleen gekleurde kledingstukken)
3. FIJNE WAS (kledingstukken die kwetsbaar zijn

WASMIDDELEN
1. WITWASMIDDELEN  (voor witte en lichtgekleurde was)
2. BONTWASMIDDELEN (voor gekleurde was)
3. TOTAALWASMIDDELEN (voor elke was)
4. FIJNWASMIDDELEN (voor wol en andere fijne stoffen en HANDWAS)

Slide 14 - Tekstslide

ETIKETTEN
van welke stof is het gemaakt
hoe moet je de kleding wassen (onderhouden)
of beide op 1 etiket

Slide 15 - Tekstslide

WASSYMBOLEN

Slide 16 - Tekstslide

BS 4 Veiligheid thuis
Ongelukken in huis komen door:
- onveilig gedrag
- onveilige omgeving
- onveilig materiaal

Slide 17 - Tekstslide

Veiligheid apparatuur
- Veilige apparatuur herken je aan de CE-markering
- Lees de gebruiksaanwijzing
- Volg de veiligheidsvoorschriften op

Slide 18 - Tekstslide

Veilig met elektriciteit en gas
Elektriciteit kan gevaarlijke schokken geven en brand veroorzaken

Gas kan een ontploffing of brand veroorzaken

Slide 19 - Tekstslide

Gevaarlijke schoonmaakmiddelen
- Er moet een GEVAARSYMBOOL op staan

Slide 20 - Tekstslide

Milieu
Het milieu is de omgeving waar mensen, dieren en planten leven. 

Als je milieu bewust bent, dan houdt je rekening met het milieu. 

Slide 21 - Tekstslide

Invloeden op het milieu

  • Onttrekken en toevoegen van stoffen
  • Vervuiling en uitputting van het milieu
  • Aantasting van het milieu

Slide 22 - Tekstslide

Duurzaam kiezen

Milieubewust/duurzaam betekent dat je geen dingen doet die slecht zijn voor het milieu.

Op welke manier ben jij bewust met het milieu bezig?

Slide 23 - Tekstslide

Rekening houden met de was
- Als je de was doet, doe de trommel dan vol. Draai geen halve wasjes. 
- Was op de juist temperatuur. 
- Gebruik niet teveel wasmiddel. 
- Gebruik navulverpakkingen. 
- Hang de was op aan de waslijn. 
- Heb je maar een klein wasje? Doe een handwas!

Slide 24 - Tekstslide

Keurmerken
Een milieukeurmerk op een kledingstuk betekent dat het kledingstuk op een milieuvriendelijke manier is gemaakt. 

In het boek worden EKO, Milieukeur en EU Ecolabel genoemd, deze zijn al wat ouder. De nieuwere staan hier boven. 

Slide 25 - Tekstslide

Uitgaven
Wanneer je iets in de winkel of online koopt ben je een consument. 

De dingen die je koopt zijn producten. 

Slide 26 - Tekstslide

Uitgaves
Wanneer je winkelt is het geld wat je uitgeeft een uitgave. 

Persoonlijke uitgaven zijn voor één persoon, als je iets voor het gezin koopt zijn het gezinsuitgaven. 

Slide 27 - Tekstslide

Consument
Een consument is iemand die een product koopt. Kopen betekent dat je geld uitgeeft. 

Bij een aankoop:
> Koper: plicht om te betalen. 
> Verkoper: plicht om te leveren. 

Slide 28 - Tekstslide

Ondeugdelijk
Iets wat niet te gebruiken is. 

> Repareren
> Omruilen wanneer dat aangegeven is op de bon en binnen de ruiltermijn (binnen hoeveel dagen je mag ruilen)
> Geld terug

Slide 29 - Tekstslide

Garantie
Garantiebewijs: Bonnetje/factuur

Garantietermijn: tijd waarin de garantie geldt. 

De consument moet kunnen bewijzen dat je het hebt gekocht. Je moet er wel goed voor zorgen. Dus lees de handleiding! 

Slide 30 - Tekstslide

Consumentenbond
> Prijzen vergelijken
> Kwaliteit en reviews
> Beste koop

Slide 31 - Tekstslide

Impulsaankoop
Als je iets koopt wat je niet van plan was, noem je dit een impuls aankoop. Je hebt er niet van te voren over nagedacht. 

Denk aan: snoep bij de kassa leggen. 

Slide 32 - Tekstslide

Budget
Je budget is het geld wat je kunt uitgeven. 

Als je een budgetoverschrijding hebt, geef je teveel uit. 
Als je een budgetoverschot hebt, ben je aan het sparen. 

Bezuinigen: minder geld uitgeven, dus goedkopere dingen kopen of minder dingen kopen. 

Slide 33 - Tekstslide

Abonnementen en afbetaling
Je kunt een abonnement hebben op een tijdschrift, een club, een maaltijdbox of voor je telefoon. 

Vaak zijn deze producten duur, maar doordat je het per maand betaald merk je dat minder. Eigenlijk leen je geld, en dat kost geld. Als je geld leent heb je schulden, vaak moet je daarover ook rente betalen. Je betaalt dan meer dan je hebt geleend. 

Slide 34 - Tekstslide