verkleinwoorden 29 september

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Verkleinwoorden: goed of fout?
wagentje

1. goed
2. fout

Bij verkleinwoorden is het lidwoord altijd:

1. de
2. een
3. het
4. dit

Verkleinwoorden: goed of fout?
Jongetje

1. goed
2. fout

een klein oog is een ...............

Maak van de woorden tussen haakjes een verkleinwoord:

Mijn zusje zat met haar (arm) .......... vast in haar (romper) ..........

Een kleine ster is een ...........

een kleine deur is een .................

Maak van de woorden tussen haakjes een verkleinwoord:

Neem jij van de visboer een (haring) ..........en een (makreel) .......... mee?

eeen klein raam is een .........

Maak van het woord tussen haakjes een verkleinwoord.

Nadat er niet op het (app) .................. gereageerd werd, ging bij iedereen een (lamp) ...... branden.

een kleine man is een ............

1. het taveltje
2. het tafeltje
3. de tafeltje
4. het tafelje

Een kleine pen

1. het pentje
2. het penje
3. het pennetje
4. de pennetje

Dit is een .............