week 8 les 2 onderwerp

Lezen 
timer
5:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen 
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling vorige les

- leerdoel/ instructie

- Zelfstandig werken 

- Afsluiter 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les. 

Welke 3 strategieën hebben we vorige week geleerd om achter de betekenis van onbekende woorden te komen? 

Slide 3 - Tekstslide

Alle drie de strategieën op een rij: 
1. Een synoniem zoeken:  stoep - trottoir.

2. Een omschrijving zoeken: hardnekkig -  ze houdt vast aan wat ze gezegd heeft.

3. Een voorbeeld zoeken: tekengerei - potloden, wasco en stiften. 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag.

- Je leert het onderwerp van een tekst bepalen.

- Je leert oriënterend lezen.

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp

Startvraag: Wat is een onderwerp van een tekst?


Slide 6 - Tekstslide

Uitleg onderwerp

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het onderwerp in één of een paar woorden zeggen, bijvoorbeeld haaien of hippe games.

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp


Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, is het niet nodig om de tekst helemaal te lezen. Je leest de tekst dan alleen oriënterend.

Slide 8 - Tekstslide

Zo lees je oriënterend
Bekijk de tekst:

- Lees de titel.
- Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst.
- Lees de titels die boven tekstgedeeltes staan. Die titels noem je tussenkopjes.
- Kijk of woorden anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, GROOT of gekleurd.
- Let op woorden die vaker gebruikt worden.
- Lees de eerste alinea (het eerste stukje) van de tekst. Soms is die vetgedrukt.

Als je de tekst oriënterend hebt gelezen, kun je het onderwerp vinden. Geef in één of een paar woorden antwoord op de vraag: waar gaat deze tekst over?






Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp of hoofdgedachte?

Onderwerp: Als er wordt gevraagd naar het onderwerp van een tekst, dan is het belangrijk dat je antwoord geeft in één of enkele woorden. Het onderwerp van een tekst mag nooit een volledige zin zijn.

Hoofdgedachte: Als er wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst, dan is het juist wél de bedoeling dat je antwoord geeft in één volledige zin.

Slide 10 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Dan gaan we nu even oefenen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de volgende tekst?
Het was een mooie vakantie. Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden. Dit huisje had een zwembad en stond tegenover het strand. We zaten dicht bij een stad en het was heel warm en zonnig weer. We hebben ook veel gezwommen en ijsjes gegeten. Het was heel erg leuk.

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord


 vakantie in Spanje. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
Zijn sportlessen op school nuttig? Op de basisschool en de middelbare school wordt er gym gegeven. Daarnaast krijgen leerlingen les in ontzettend veel andere belangrijke vakken. Zijn die gymlessen op school wel nuttig? Is het niet verstandiger om meer aandacht te kunnen geven aan de andere vakken en de gymlessen af te schaffen? Veel bewegen op jonge leeftijd is belangrijk voor de motorische ontwikkeling van een kind. Kinderen op de basisschool hebben vaak erg veel energie. Ze vinden het fijn om deze energie kwijt te kunnen raken tijdens de gymles, zodat ze daarna in de klas hun aandacht beter bij de andere vakken kunnen houden.





Slide 14 - Tekstslide

Antwoord


sportlessen op school

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
- 0pdracht 4 op bladzijde 18 maken we eerst samen. 

- Zelf aan de slag:  maak op bladzijde 15 t/m 18, opdracht 1, 2, 3, 5 en 6.  Je mag ook eerst het werk van gisteren afmaken: bladzijde 11 t/m 14 - opdracht 1 t/m 5.  


timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiter

Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde.

waar of niet waar?

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiter
De hoofgedachte kan je vaak in één woord zeggen. 


waar of niet waar?

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiter

Waar de tekst over gaat is het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kan je vaak in één woord zeggen. 

waar of niet waar?

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiter
Moeilijk en makkelijk zijn synoniemen. 


waar of niet waar?

Slide 20 - Tekstslide

Afsluiter
Mensen gaan minder op vakantie naar het buitenland, maar boeken steeds vaker een vakantie in Nederland.
 Het onderwerp is: vakantie.

waar of niet waar?

Slide 21 - Tekstslide

Extra afsluiter 
Blooket synoniemen

Slide 22 - Tekstslide