Quick Ratio = -------------------------------------------------------
Kort Vreemd Vermogen
Vuistregel: QR > 1 is voldoende ( afh. van soort onderneming )
Slide 5 - Tekstslide
Liquiditeit
Nadelen liquiditeit meten op basis van kengetallen aan de hand van de balans, zoals Current Ratio en Quick Ratio:
- momentopname
- kunnen enorm schommelen
- zijn te manipuleren (window dressing)
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen current ratio en quick ratio?
A
Current ratio is nu geldig, quick ratio binnenkort
B
De quick ratio wordt zonder voorraad berekend
C
De current ratio wordt zonder voorraad berekend
D
De current ratio geeft aan of wij alle schulden terug kunnen betalen
Slide 7 - Quizvraag
Wat geven de current en quick ratio aan?
A
Of wij in de komende kwartalen onze schulden kunnen betalen
B
In hoeverre wij in staat zijn om de rekeningen te betalen.
C
Of wij alle schulden kunnen betalen
Slide 8 - Quizvraag
Wat geven de current en quick ratio niet aan?
A
Of wij liquide zijn, op dit moment
B
Of wij alle schulden kunnen betalen, op dit moment
C
Of wij de komende kwartalen onze rekeningen kunnen betalen
Slide 9 - Quizvraag
Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft aan in welke mate de onderneming aan al haar verplichtingen kan voldoen (dus ook die op lange termijn )
Een hoge solvabiliteit geeft verschaffers van vreemd vermogen vertrouwen dat ze geld aan een onderneming kunnen uitlenen
Slide 10 - Tekstslide
Solvabiliteit
Solvabiliteitsratio = TV / VV
(soms solvabiliteitspercentage = TV / VV x 100% )
Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe beter de onderneming in staat is alle schulden te voldoen.
Slide 11 - Tekstslide
Solvabiliteit
Of
Solvabiliteitsratio = EV / VV
(soms solvabiliteitspercentage = EV / VV x 100% )
formule wordt altijd gegeven
Slide 12 - Tekstslide
Wat is juist?
A
EV/VV lager is beter
B
EV/VV hoger is beter
C
VV/TV hoger is beter
D
VV/TV des te dichter bij 1 des te beter
Slide 13 - Quizvraag
Solvabiliteit
Debt ratio = VV / TV
( of VV / TV x 100% )
Hoe lager de uitkomst, hoe beter de solvabiliteit
Slide 14 - Tekstslide
Solvabiliteit
Vaak stellen kredietverschaffers eisen aan een bedrijf op het gebied van de solvabiliteit. Alleen als die boven een bepaalde waarde is, zijn ze bereid geld uit te lenen.
Slide 15 - Tekstslide
Een beginnende onderneming heeft een totale vermogensbehoefte van € 500.000,-. De bank eist een minimale solvabiliteit van 180%. De bank gebruikt TV / VV x 100%. Hoeveel kan de onderneming maximaal lenen? (afronden op hele euro's) €x.xxx
Slide 16 - Open vraag
Een beginnende onderneming heeft een totale vermogensbehoefte van € 500.000,-. De bank eist een minimale solvabiliteit van 180%. De bank gebruikt TV / VV x 100%.
Hoeveel kan de onderneming maximaal lenen?
TV / VV x 100% = 180%
500.000 / VV x 100% = 180%
500.000 / VV = 1,80
VV = 500.000 / 1,80 of 500.000/180 x 100
VV = 277.778
Slide 17 - Tekstslide
REV
Rentabiliteit eigen vermogen
resultaat/gemiddeld eigenvermogen x 100%
Slide 18 - Tekstslide
Een onderneming heeft 1 vestiging. Zij hebben een Totaal Vermogen van € 100.000,- en een RTV van 10%. De onderneming is voor 80% gefinancierd met Eigen Vermogen en voor 20% met Vreemd Vermogen. Het interestpercentage op de lening is 4% Hoe groot is de REV? (zonder %, 1 decimaal)
Slide 19 - Open vraag
Antwoord
Totaal rendement = 10% x 100.000 = 10.000
Interestkosten = 4% x 20.000 = 800
Rendement op EV = 10.000 - 800 = 9.200
REV = 9.200 / 80.000 x 100 = 11,5%
Slide 20 - Tekstslide
Een onderneming heeft 1 vestiging. Zij hebben een Totaal Vermogen van € 100.000,- en een RTV van 10%. De onderneming is voor 30% gefinancierd met Eigen Vermogen en voor 70% met Vreemd Vermogen. Het interestpercentage op de lening is 4% Hoe groot is de REV? (zonder %, 1 decimaal)