2M2 - Chapitre 5 - C

Aujourd'hui
Vocabulaire B
Bron C phrases-clés




Les buts: 
- je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt
-
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Vocabulaire B
Bron C phrases-clés




Les buts: 
- je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt
-

Slide 1 - Tekstslide

Parler
phrases-clés.
Les questions:

Ça va?
Qu'est-ce que tu as?
Tu vas voir le docteur?

Slide 2 - Tekstslide

phrases-clés.
Les réponses:

Ça va?

Non je ne suis pas en forme.

Slide 3 - Tekstslide

phrases-clés.
Les réponses:

Qu' est -ce-que tu as?

j'ai  mal au ventre /à la tête
j'ai 39 de fièvre
je ne peux rien manger

Slide 4 - Tekstslide

Phrases-clés.
Les réponses:
Tu vas voir le docteur?
Oui, j'ai rendez-vous demain



Slide 5 - Tekstslide

phrases-clés.

Tu fais (je maakt):
ex.  14 
Klaar? 
je leert de zinnen van bron C.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

La négation

Slide 8 - Tekstslide

Les buts
kun je een tekst schrijven over jezelf
weet je hoe je de ontkenning gebruikt

Slide 9 - Tekstslide

Focusleren 
De ontkenning 16a/ 17a
page 22/23

Slide 10 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Nederlands: niet / geen

Slide 11 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Slide 12 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 
Je ne regarde pas la télé

Let op: ne verandert in n' voor een klinker / h

Slide 13 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
C'est wordt ce n'est pas
il y a wordt il n'y a pas

Slide 14 - Tekstslide

Andere ontkenningen
ne ... plus                   = niet meer
ne ... jamais              = nooit
ne ... rien                    = niets 
ne ... pas encore     = nog niet

Deze gaan op precies dezelfde manier als ne ... pas

Slide 15 - Tekstslide


Maak ontkennend:
Adrien habite à Orléans
niet meer

Slide 16 - Open vraag


Maak ontkennend:
Il a déménagé
nog niet

Slide 17 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Tu viens

Slide 18 - Open vraag


Maak ontkennend:
Il a de nouveaux amis
niet

Slide 19 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Elles ont 13 ans.

Slide 20 - Open vraag

Maak de zin ontkennend. Gebruik de ontkenning tussen haakjes.
Et il mange(niets)

Slide 21 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
C'est ma famille.

Slide 22 - Open vraag