2H - Chapitre 5 - C

Aujourd'hui
Vocabulaire B
Bron C phrases-clés




Les buts: 
- je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Vocabulaire B
Bron C phrases-clés




Les buts: 
- je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Parler
Even herhalen

phrases-clés.
Les questions:

Ça va?
Qu'est-ce que tu as?
Tu vas voir le docteur?

Slide 3 - Tekstslide

A

ça va?
Qu'est-ce que tu as?



Tu vas voir le docteur
B

Non, je ne suis pas en forme
J'ai mal à la tête
J'ai 39 de fièvre
je ne peux rien manger

Oui, j'ai rendez-vous demain
Non, je reste au lit

Slide 4 - Tekstslide

Phrases-clés.
Les réponses:
Tu vas voir le docteur?
Oui, j'ai rendez-vous...
Non, je reste au lit.



Slide 5 - Tekstslide

phrases-clés.
Les réponses:

Ça va?
Non,  je pense que je suis malade.
Non je ne suis pas en forme.

Slide 6 - Tekstslide

phrases-clés.

Tu fais (je maakt):
ex. 13b, 14 en 15.
Klaar? 
je leert de zinnen van bron C.

Slide 7 - Tekstslide

Le corps
La tête
La main
Le bras
La jambe
le pied
Le visage
Le ventre

Slide 8 - Sleepvraag

Jean Petit
1) Welke delen van het lichaam hoor je in het lied? Franse en Nederlandse naam noemen.

2) Hoe vaak hoor je het woord
"doigt"?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

La négation

Slide 11 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Nederlands: niet / geen

Slide 12 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Slide 13 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 
Je ne regarde pas la télé

Let op: ne verandert in n' voor een klinker / h

Slide 14 - Tekstslide

Andere ontkenningen
ne ... plus                   = niet meer
ne ... jamais              = nooit
ne ... rien                    = niets 
ne ... pas encore     = nog niet

Deze gaan op precies dezelfde manier als ne ... pas

Slide 15 - Tekstslide

Ontkenning (herhaling)
C'est wordt ce n'est pas
il y a wordt il n'y a pas

Slide 16 - Tekstslide

  1. niet
  2. nog niet
  3. niets
  4. niemand
  5. nooit
  6. niet meer

  • ne...... pas
  • ne.... pas encore
  • ne... rien
  • ne...personne
  • ne...jamais
  • ne......plus

Slide 17 - Tekstslide

ex 16c p. 22

  1. Mon père n'aime pas le fromage
  2. Il n'achète jamais son fromage au marché
  3. Mais ce n'est pas cher
  4. Demain, il ne va pas acheter son fromage au supermarché

Slide 18 - Tekstslide