3.5 Het immuunsysteem

3.5 Het immuunsysteem
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.5 Het immuunsysteem

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Stap 1: 3.5 doorlezen t/m antistoffen
Stap 2: moeilijke opdrachten huiswerk bespreken
Stap 3: Powerpoint (deel 1/3)

Slide 2 - Tekstslide

HERHALING
Inloggen LessonUp

Slide 3 - Tekstslide

Als bloed de GROTE bloeds-omloop IN stroomt, dan...
A
is het zuurstof-arm
B
heeft het een blauwe kleur
C
heeft het een rode kleur
D
is het zuurstof-rijk

Slide 4 - Quizvraag

Het bloed in de kransslagader wordt verbonden met het bloed in de kransader. In welk bloedvat bevindt zich bloed met het hoogste glucose gehalte? En in welke richting stroomt dit bloed?
A
Hoogste glucose gehalte: kransader Stroomt: naar de hartspier toe
B
Hoogste glucose gehalte: kransader Stroomt: van de hartspier af
C
Hoogste glucose gehalte: kransslagader Stroomt: naar de hartspier toe
D
Hoogste glucose gehalte: kransslagader Stroomt: van de hartspier af

Slide 5 - Quizvraag

Hemoglobine is...
A
een eiwit die voor sterke botten zorgt
B
een vitamine die je bloed rood kleurt
C
een eiwit die zuurstof vervoert
D
een eiwit dat ijzer transporteert

Slide 6 - Quizvraag

Linkerboezem
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerkamer
Aorta
Longslagader

Slide 7 - Sleepvraag

Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats
Niermerg
nierschors
urineleider
nierslagader
nierader
nierbekken

Slide 8 - Sleepvraag

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfevat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 9 - Quizvraag

Filmpje immuunsysteem 
Opdracht: noteer alle typen witte bloedcellen die genoemd worden in het filmpje.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Lichaamsvreemde stoffen (antigenen)
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, noem je lichaamsvreemde stoffen (bv. virussen, bacteriën)
--> je kunt er ziek van worden
--> daarom verschillende barrières in het lichaam


Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Opdrachten 1 

Slide 14 - Tekstslide

Barrières


Ogen: traanvocht
Mond: speeksel
Maag: zoutzuur
Darmen: bacteriën
Urinewegen: wegspoelen


Verschillende organen helpen bij het voorkomen van infecties

Slide 15 - Tekstslide

Infectie
Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te dringen, heb je een infectie. 
 Het immuunsysteem herkent virussen en andere ziekteverwekkers aan antigenen. 
  Lichaamsvreemde antigenen activeren het immuunsysteem.



Slide 16 - Tekstslide

Ziekteverwekkers
Vaak bacteriën of virussen, maar bv ook schimmels of parasieten.

Virussen zijn geen levende organismen.
--> hebben gastheer nodig

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Witte bloedcellen kunnen dit op 2 manieren:

1. Fagocytose
2. Aanmaken van antistoffen tegen antigenen

Slide 19 - Tekstslide

1. Bacterie insluiten (fagocytose)

Slide 20 - Tekstslide

2. Bacterie onschadelijk maken via antistoffen

Slide 21 - Tekstslide

Afweerreactie

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Opdrachten 1,2,3,6

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

mRNA vaccin : corona

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Vaccinatiegraad

Slide 29 - Tekstslide

Allergische reactie
Allergie: overgevoeligheid voor een stof, bv rode plek, jeuk, etc.

Zeer ernstige reactie: anafylactische reactie, potentieel dodelijk.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Huiswerk
Opdrachten 4,7,8,9,10

Slide 32 - Tekstslide