Van Start 3 Oefening 1-4

Van Start 3 Oefening 1-4
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Van Start 3 Oefening 1-4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Mathieu is de zoon van Jean en Sofie.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 9 - Quizvraag

Mathieu is getrouwd met Peter.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 10 - Quizvraag

Sofie heeft vijf collega's.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 11 - Quizvraag

Aurelie is in 2012 geboren.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 12 - Quizvraag

Marie is een collega van Sofie.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 13 - Quizvraag

Sofie mist Frankrijk.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 14 - Quizvraag

Aurelie is de zus van Mathieu.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 15 - Quizvraag

Jean komt uit een gezin met vier kinderen .
A
waar.
B
niet waar.

Slide 16 - Quizvraag

Marie woont en werkt in Utrecht.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 17 - Quizvraag

Sofie en Marie spelen voetbal.
A
waar.
B
niet waar.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

We zijn 25 jaar gelukkig ...... .
A
getrouwd
B
gescheiden

Slide 20 - Quizvraag

Hij vindt zijn werk heel ...... .
A
aardig
B
leuk

Slide 21 - Quizvraag

Ze heeft veel ...... met de buren.
A
contact
B
relatie

Slide 22 - Quizvraag

Hij zoekt een nieuwe baan. Hij vindt zijn nieuwe werk niet meer ...... .
A
interessant
B
druk

Slide 23 - Quizvraag

Ik werk ...... een taleninstituut.
A
bij
B
om

Slide 24 - Quizvraag

We zien elkaar elke week. We hebben ...... contact met elkaar.
A
af en toe
B
veel

Slide 25 - Quizvraag

Hij is getrouwd ...... Anita.
A
aan
B
met

Slide 26 - Quizvraag

Ik zoek een nieuwe ...... .
A
baan
B
werk

Slide 27 - Quizvraag

Het taleninstituut heeft twintig ...... .
A
collega's
B
medewerkers

Slide 28 - Quizvraag

Zij kennen ...... al lang.
A
elkaar
B
samen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Hij vindt zijn werk leuk, maar zijn gezin is heel ......... voor hem.

Slide 31 - Open vraag

Ze heeft een ......... baan. Ze heeft nooit tijd voor haar vrienden.

Slide 32 - Open vraag

We hebben veel problemen met de ......... . Ze hebben vaak harde muziek aan.

Slide 33 - Open vraag

Johan is mijn ......... vriend. We doen veel samen.

Slide 34 - Open vraag

Ik ......... hem al tien jaar! Hij is mijn beste vriend.

Slide 35 - Open vraag

We zijn ......... voor het leven.

Slide 36 - Open vraag

Mijn zoon en dochter zijn in Nederland ......... .

Slide 37 - Open vraag

Ze zijn in Las Vegas ......... , maar een jaar later al gescheiden.

Slide 38 - Open vraag

Mijn ......... is ziek, dus ik werk vandaag voor hem.

Slide 39 - Open vraag

Peter en Karel zijn goede vrienden. Ze kennen ......... al lang.

Slide 40 - Open vraag