wensen en behoeften kind inventariseren

Observeren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Observeren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Gegevens verzamelen: ->informatie bronnen
Kan op meerdere manieren dan alleen observeren:
  • Kinddossier raadplegen (toestemming!!!)
  • collega’s
  • andere disciplines (BSO, hulpverleners, intern begeleider)
  • gesprekken met kind
  • gesprekken met ouders of verzorgers

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

begrippen 
subjectief - objectief
primair - secundair

Slide 5 - Tekstslide

1. Als je observeert schrijf je alles op wat je ziet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

2. Een observatie is goed als deze objectief is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

3. In een objectieve observatie verwerk je een gedachten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

4. Een feit is iets wat je denkt dat er gaat gebeuren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

5. M. kijkt uit het raam en kijkt naar de andere kinderen. Dit is een objectieve observatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

6. Bij subjectiviteit zijn er meningen en gedachten beschreven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

7. Tijdens een observatie is het belangrijk om echt alleen te kijken naar het gedrag van het kind in de situatie van nu
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

9. Een reden is objectief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Pak het boek of zoek op het internet: wat betekent 'waarnemen'? Zoek zoveel mogelijk informatie op m.b.t. de term waarnemen.

Slide 14 - Woordweb

Waarnemen, signaleren en interpreteren
Waarnemen: het opnemen van prikkels die op je af komen. Dit doe je de hele dag door, altijd. Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je gebruikt je zintuigen om informatie te vergaren.
  1. Bijvoorbeeld:

    Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal.

Slide 15 - Tekstslide

Pak het boek of zoek op het internet: wat betekent 'signaleren'? Zoek zoveel mogelijk informatie op m.b.t. de term signaleren.

Slide 16 - Woordweb

Waarnemen, signaleren en interpreteren
Signaleren: het opmerken van bijzonderheden in gedrag.
  1. Bijvoorbeeld: Maartje werkt op een bso. Jasmijn is een van de kinderen die er elke week komt. Normaal gesproken is Jasmijn een heel vrolijk meisje. Vandaag komt ze heel stil binnen en gaat rustig aan een tafeltje zitten puzzelen. Maartje signaleert dat er een wijziging is in het gedrag van Jasmijn.

Slide 17 - Tekstslide

Waarnemen, signaleren en interpreteren
Interpreteren: je geeft betekenis aan de verzamelde informatie.
  1. Bijvoorbeeld: Sofie werkt op de peutergroep. Juul heeft een ongelukje gehad en Sofie helpt haar bij het wassen en aankleden. Tijdens het wassen valt het Sofie op dat Juul kortademig is. Ze lijkt het benauwd te hebben. Sofie bespreekt dit met haar collega’s. Naar aanleiding hiervan worden de ouders ingelicht tijdens het halen. 

               # Sofie heeft gesignaleerd: Juul heeft het benauwd ->           
                  geïnterpreteerd - > gehandeld.  

Slide 18 - Tekstslide

Kindgegevens is alle info,  dan nu indelen: rubriceren

  • Kindtypering (kind als persoon, karakter, waarden, leefstijl, levensloop)
  • Woon -en leefomstandigheden van het kind
  • Participatie (wat verlangt hij, doet hij, houdt hij van in contact met zijn omgeving/ hobbies en dergelijke)
  • Mentaal welbevinden (in gesprek gaan... hoe voelt het zich)
  • lichamelijk welbevinden (sport, bewegen, kleding, medicatie, 

Slide 19 - Tekstslide

Informatie zoeken door:
Voer een gesprek met het kind over hobby’s, interesses, samenstelling gezin etc.
(Voer een gesprekje met de ouders over het kind.)
Voer een gesprek met leerkrachten/begeleiders van het kind over de gezinssituatie en de ontwikkeling van het kind, met name het specifieke ontwikkelingsgebied.
- Bekijk schriftelijke rapportages over het kind uit het dossier.
 
- Observeer het kind methodisch op het gebied van het specifieke ontwikkelingsgebied. Doe dat door het kind 3x10 minuten te observeren, op ten minste 2 verschillende dagen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

lees de tekst
Maaike gaat in gesprek met de nieuwe jongen. Die vertelt het volgende: “Ik ben altijd alleen geweest en ik voel me ook alleen. Ik houd van wel van katten. Mijn kat heet Floris, die is nu bij mama. Mijn kat trekt altijd aan mijn schoenveters. Andere dieren vind ik ook leuk, hoor. Kunnen we naar de dieren tuin. Dat vind ik leuk. Of naar het bos. Als er maar dieren zijn.” De collega van maaike roept; Telefoon voor je Maaike kom je even?


Slide 23 - Tekstslide

Maak een urgentie matrix
Op basis van wat je gelezen hebt maak je een urgentie matrix.

Slide 24 - Tekstslide

swot analyse
Zoek uit wat dat betekent en maak  adhv de informatie op de dia een  swotanalyse 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

keuze
  • zelfstandig werken aan opdracht
  • 01 bespreken

Slide 28 - Tekstslide

Waarnemen
Signaleren
Interpreteren

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide