Spelling - 2p - 6-12

Spelling
6-12-22
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling
6-12-22

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Herhaling directe en indirecte rede
- Oefenen
- Kommagebruik
- Prijsje bibliotheekbezoek

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Aan het einde van de les kun je met leestekens de directe rede aangeven;
- Aan het einde van de les weet je wanneer je een komma moet gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
Wie weet nog wat dit inhoudt?

Slide 4 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
Direct -> citaat
1. vooraan
2. achteraan
3. onderbreken

Slide 5 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
Vooraan
1. Michel zei: 'Denk aan je sleutel.'
Achteraan
2. 'Denk aan je sleutel', zei Michel.
Onderbreken
3. 'En toch', zei Bouke, 'ben ik mijn sleutel vergeten.'

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Wat is hier waarschijnlijk letterlijk gezegd?

1. Mark zei dat hij morgen helaas niet kon komen op het feest.

2. De docent zei dat de toets volgende week maandag wordt afgenomen.

3. De mentor voorspelde dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
1. Mark zei dat hij morgen helaas niet kon komen op het feest.
'Ik kan morgen helaas niet komen op het feest.' vooraan
2. De docent zei dat de toets volgende week maandag wordt afgenomen.
'De toets wordt volgende week maandag afgenomen.' achteraan
3. De mentor voorspelde dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.
'Enkele leerlingen zullen na Kerst flink aan het werk moeten gaan.' onderbreken

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
1. Mark zei: 'Ik kan morgen helaas niet komen op het feest.'

2. 'De toets wordt volgende week maandag afgenomen', zei de docent.

3. 'Ik voorspel', zei de mentor, 'dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.' 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
15 minuten totaal

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1
Wat: bedenk 3 zinnen in de indirecte rede, die je buur gaat omschrijven naar directe rede.
Bedenk bij iedere vorm één zin (vooraan, achteraan, onderbreken).
Hoe: op een gekregen los blaadje
Hulp: kijk voor inspiratie in het boek (blz. 226-227).
Klaar: opdracht 2.
Tijd: na 15 min. bespreken opd. 1 en 2.
Opdracht 2
Klaar met opdracht 1? 
Wissel je blaadje uit met je buur.
Wat:  schrijf de drie zinnen om naar directe reden (vooraan, achteraan, onderbreken).
Hoe: in je eigen schrift.
Hulp: kijk naar de regels op blz. 227.
Klaar: Bespreek de antwoorden met je buur, tot we klassikaal gaan bespreken.

Slide 11 - Tekstslide

Kommagebruik
Waar wordt een komma voor gebruikt?

Slide 12 - Tekstslide

Kommagebruik
Met een komma maak je een zin overzichtelijker; 
Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.

Wordt o.a. gebruikt om...

Regels staan op blz. 228.


Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten
Wat: Opdracht 3 en 4  (blz. 228-229) maken;
Hoe: zelfstandig, in je schrift;
Hulp: overleg zachtjes met je buur;
Klaar: check of je mijn formulier over het biebbezoek al hebt ingevuld, zo ja: stillezen;
Niet af: maak het thuis af.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 3
1. Pas op, de baby.
2. Wacht niet, schieten!
3. Hij is knap, eigenwijs en sportief.
4. Waar eten we, oma?

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4
1. Mijn moeder heeft in haar handtas altijd zakdoekjes, kauwgom, een flesje water en wat kleingeld zitten.
2. Janna heeft de trein gemist, helaas.
3. Vind je hem echt knap, slim en grappig, Renzo?
4. Na de ingewikkelde, lange handleiding te hebben gelezen, begreep Bas nog niet hoe het apparaat werkte.
5. Kijk, zo kom je in het centrum van de stad, Yannis.
6. Zodra de regen stopte, gingen de jongetjes, de meisjes en hun ouders weer de speeltuin in.
7. Maar goed, ik vond het dus een heel erg mooie film, want ik ben dol op romantiek.
8. Wat er op de televisie, op de radio en op internet wordt beweerd, is lang niet altijd helemaal waar.

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
- Aan het einde van de les kun je met leestekens de directe rede aangeven;
- Aan het einde van de les weet je wanneer je een komma moet gebruiken.

Slide 17 - Tekstslide

Bibliotheekbezoek
Winnaars mogen na de les hun prijsje komen halen.

Denken jullie aan het formulier op de mail?

Slide 18 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
Formuleer de volgende zin in de directe rede (vooraan):

De boer zei dat de oogst dit jaar tegenviel.

Slide 19 - Tekstslide

Indirecte en directe rede

De boer zei dat de oogst dit jaar tegenviel.
De boer zei: 'De oogst viel dit jaar tegen.'

Slide 20 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
Formuleer de volgende zin in de directe reden (achteraan):

Mijn moeder vroeg of ik wel uitkijk als ik alleen naar huis fiets.

Slide 21 - Tekstslide

Indirecte en directe rede

Mijn moeder vroeg of ik wel uitkijk als ik alleen naar huis fiets.
'Kijk je wel uit als je alleen naar huis fietst?', vroeg mijn moeder.

.

Slide 22 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
Formuleer de volgende zin in de directe rede (onderbreken):

De assistente zei dat ik alvast mocht gaan zitten. De dokter zou zo komen. 

Slide 23 - Tekstslide

Indirecte en directe rede
De assistente zei dat ik alvast mocht gaan zitten. De dokter zou zo komen. 

'Ga maar alvast zitten', zei de assistente. 'De dokter komt zo.'

Slide 24 - Tekstslide