Instaptoets geschiedenis klas 2

Welkom terug bij geschiedenis!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug bij geschiedenis!

Slide 1 - Tekstslide

De tien tijdvakken!

Slide 2 - Tekstslide

Tijdvak 1 jagers en boeren


Prehistorie

Jagers en verzamelaars

Landbouw samenleving

Slide 3 - Tekstslide

Het eerste tijdvak is de tijd van
A
Jagers en boeren
B
Jagers-verzamelaars
C
Jagers en dieren
D
Jagers en landbouwers

Slide 4 - Quizvraag

Noem een belangrijke ontwikkeling in de tijd van de jagers en boeren
A
Landbouwrevolutie
B
industriële revolutie
C
Speerrevolutie

Slide 5 - Quizvraag

Waren hunebedbouwers
jagers en verzamelaars of boeren?
A
Jagers en verzamelaars
B
Boeren

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we mensen die rondtrekken ?
A
Jagers en Boeren
B
Jagers en Verzamelaars
C
Nomaden
D
Kampeerders

Slide 7 - Quizvraag

Op en vaste plek wonen
A
Jagers
B
Boeren

Slide 8 - Quizvraag

Hoe wordt het tijdvak Jagers en boeren ook wel genoemd?
A
Oudheid
B
Middeleeuwen
C
Prehistorie
D
Moderne geschiedenis

Slide 9 - Quizvraag

Middelen van bestaan zijn
manieren om in leven te blijven.
Welke middelen van bestaan
hadden de eerste mensen?
A
Wilde dieren en verzamelen
B
Jagers en boeren
C
Jagen en verzamelen
D
Boeren en verzamelaars

Slide 10 - Quizvraag

Tijdvak 2: Grieken en Romeinen!
3000 V. C- 500 N. C.



Tijdvak 2: Grieken en Romeinen.

Slide 11 - Tekstslide

Tijdvak 2 Grieken en Romeinen!


De tijd van Romeinen!

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn proletariërs?
A
Arme Romeinen
B
Arme Romeinse mannen
C
Werkeloze Romeinen
D
Arme en werkeloze Romeinen

Slide 13 - Quizvraag

Noem één belangrijk verschil tussen de godsdienst van de Romeinen en die van de Joden
A
De Romeinen hadden één god de Joden hebben meerdere goden
B
De Romeinen hadden meerdere goden de Joden hebben één god

Slide 14 - Quizvraag

Waarom waren de Romeinen goede soldaten?
A
Omdat ze sterker waren dan alle andere soldaten
B
Omdat de Romeinen betere wapens hadden
C
Omdat de Romeinen slimmer waren dan andere soldaten

Slide 15 - Quizvraag

Welke stad in Nederland hebben de Romeinen gesticht?
A
Eindhoven
B
Nijmegen
C
Amsterdam

Slide 16 - Quizvraag

Langs welke rivier lag de grens van de Romeinen in Nederland
A
Maas
B
Rijn
C
Waal
D
IJssel

Slide 17 - Quizvraag

Tijdvak 3: Monniken en ridders
500-1000!

Slide 18 - Tekstslide

In de tijd van monniken en ridders waren de boeren vrij.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer was de tijd van monniken en ridders?
A
1000-1500
B
1-500
C
400-800
D
500-1000

Slide 20 - Quizvraag

Welke kenmerken passen bij de de tijd van monniken en ridders?
A
Handel over lange afstand
B
De mensen waren zelfvoorzienend
C
Centraal bestuur

Slide 21 - Quizvraag

1. Karel de Grote woonde in Duitsland.
2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 22 - Quizvraag

Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

1.Na 814 vergaten de leenmannen hun eed van trouw.
2. Leenmannen gingen met elkaar vechten.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 25 - Quizvraag

Tijdvak 4: Tijd van steden en staten 
1000-1500!

Slide 26 - Tekstslide

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 27 - Quizvraag

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag