Argumenteren: argumentatiestructuren

Vandaag:
Blokjesschema 
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Subargument
Onderschikkende argumentatie

Oefenen met leerstof
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:
Blokjesschema 
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Subargument
Onderschikkende argumentatie

Oefenen met leerstof

Slide 1 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Het standpunt en de argumenten samen vormen een argumentatiestructuur. 

Die kun je in een blokjesschema weergeven, waarbij het standpunt in het bovenste blokje komt te staan en de argumenten in de blokjes eronder.

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Als een auteur zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie

Slide 3 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Meestal gebruikt een auteur meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie.

Slide 4 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument onderbouwen met een subargument: een argument dat een ander argument ondersteunt. Dit heet onderschikkende argumentatie.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe heet onderstaand blokjesschema?

Slide 6 - Open vraag

Hoe heet onderstaand blokjesschema?

Slide 7 - Open vraag

Welk signaalwoord kun je gebruiken bij een onderschikkende argumentatie?
A
want
B
of
C
maar
D
en

Slide 8 - Quizvraag

Welk signaalwoord kun je gebruiken bij een nevenschikkende argumentatie?
A
want
B
of
C
maar
D
en

Slide 9 - Quizvraag

Oefenen
maak H1, Argumenteren, opdracht  2, blz. 19

Slide 10 - Tekstslide