Voedingsstoffen H6 (spijsvertering)

Voedingsstoffen
1 / 27
volgende
Slide 1: Woordweb
Anatomie en FysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voedingsstoffen

Slide 1 - Woordweb

Hoeveel suikerklontjes zitten er in een glas cola?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel suiker eten wij gemiddeld per persoon in Nederland per jaar?
A
25 kilo
B
45 kilo
C
85 kilo
D
60 kilo

Slide 3 - Quizvraag

Wat is gezonder?
A
gewone suiker
B
rietsuiker
C
honing
D
ze zijn alle drie ongezond

Slide 4 - Quizvraag

In welke producten zit calcium?
A
melk
B
melk, noten, groenten
C
melk, fruit
D
melk, fruit en vruchtensappen

Slide 5 - Quizvraag

Waaruit halen wij vitamine D?
A
fruit
B
pasta
C
aardappelen
D
vette vis

Slide 6 - Quizvraag

In welke voedingsmiddelen zitten koolhydraten?
A
olie en noten
B
kaas en ei
C
bakboter en frituurvet
D
brood en pasta

Slide 7 - Quizvraag

Water, eiwitten en mineralen zijn...
A
bouwstoffen
B
brandstoffen
C
energie leverende stoffen
D
regulerende stoffen

Slide 8 - Quizvraag

Voedingstoffen
Eiwitten
Vetten
Koolhydraten
Vitaminen
Mineralen
Water

Voedingsmiddelen
kaas
boter
brood
sinaasappel
biefstuk
appel

Slide 9 - Tekstslide

Voedingsstoffen die eerst verteerd moeten worden voordat ze worden opgenomen in het bloed
- Koolhydraten
- Eiwitten 
- Vetten
Voedingsstoffen die direct worden opgenomen in het bloed
-Vitaminen
-Mineralen
-Water

Slide 10 - Tekstslide

Bouwstoffen
  • Water
  • Eiwitten
  • Mineralen

Slide 11 - Tekstslide

Brandstoffen
  • Vetten
  • Koolhydraten
  • Eiwitten (soms)

Slide 12 - Tekstslide

Regulerende stoffen
  • Vitaminen
  • Mineralen

Slide 13 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen moeten eerst verteerd worden voordat ze worden opgenomen in ons bloed?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Eiwitten (proteïnen)
  • Bouwstof
  • Plantaardige eiwitten ( brood, aardappelen, graanproducten, peulvruchten)
  • Dierlijke eiwitten (vlees, vis, wild en gevogelte, ei, melk, melkproducten)
  • Behoefte groter tijdens groei , herstel operatie, borstvoeding

Slide 16 - Tekstslide

Vetten (lipiden)
  • Brandstof
  • Energieopslag (opslag in onderhuids bindweefsel)
  • Isolatie (warmte isolatie, rondom zenuwceluitlopers)
  • steunfunctie (bv. rondom nieren, oogkassen)
  • bouwsteen (cholesterol)
  • Geëmulgeerde vetten (melk, slagroom)
  • Ongeëmulgeerde vetten (spek, vet vlees)
  • Verzadigde vetzuren (verhoging cholesterolgehalte)
  • Onverzadigde vetzuren (verlaging cholesterolgehalte)

Slide 17 - Tekstslide

Koolhydraten
  • Brandstof
  • Enkelvoudige suikers (glucose, fructose, galactose)
  • tweevoudige suikers (maltose, sacharose, lactose)
  • Meervoudige suikers (zetmeel, cellulose, glycogeen)
  • Enkelvoudige suikers hoeven niet eerst verteerd te worden

Slide 18 - Tekstslide

Vitaminen
  • Regulerende stof
  • Vitaminen A,D,E,K in vet oplosbaar
  • Vitaminen B en C in water oplosbaar

Slide 19 - Tekstslide

Mineralen
  • Calcium (melk, melkproducten, groente)
  • IJzer (vlees, peulvruchten, noten)
  • Natrium (keukenzout)
  • Kalium (melk, vlees, vruchtensappen)
  • Fluor ( zeevis, thee, tandpasta)
  • Jodium ( brood, zeevis)

Slide 20 - Tekstslide

Water
  • Oplosmiddel
  • transportmiddel
  • bouwstof
  • koelvloeistof

Slide 21 - Tekstslide

Koolhydraten

Slide 22 - Woordweb

Vetten

Slide 23 - Woordweb

Eiwitten

Slide 24 - Woordweb

Je kunt beter onverzadigde vetten eten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat is er bijzonder aan de enkelvoudige koolhydraten?
A
Deze bevatten vezels
B
Deze moeilijk verteerbaar
C
Deze hoeven niet verteerd te worden
D
Deze bevatten de meeste vitaminen

Slide 26 - Quizvraag

Welk voedingsmiddel is geëmulgeerd?
A
spek
B
vet vlees
C
mayonaise
D
braadworst

Slide 27 - Quizvraag