NT2 meervoud (Basisgrammatica les 9)
1 / 26
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
klinkers?
Slide 2 - Woordweb
medeklinkers?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
wat is het meervoud van:
bak
bak
A
baks
B
baken
C
bakken
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
blok
blok
A
bloken
B
blokken
C
bloks
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
traan
traan
A
traans
B
traanen
C
tranen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
kleed
kleed
A
kleden
B
kleeden
C
kledden
D
kleedden
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
roos
roos
A
roosen
B
rosen
C
rozen
D
roozen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
fiets
fiets
A
fietzen
B
fietsen
C
fietssen
D
fietss
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
kat
kat
A
katten
B
katen
C
kats
D
kaaten
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
golf
golf
A
golven
B
golfen
C
golfs
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
laars
laars
A
larsen
B
laarzen
C
laarsen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
kind
kind
A
kinds
B
kinden
C
kinderen
D
kindderen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
vinger
vinger
Slide 16 - Open vraag
Wat is het meervoud van:
grens
grens
Slide 17 - Open vraag
Wat is het meervoud van:
mand
mand
Slide 18 - Open vraag
Wat is het meervoud van:
appel
appel
Slide 19 - Open vraag
Wat is het meervoud van:
tas
tas
Slide 20 - Open vraag
Wat is het meervoud van:
boom
boom
Slide 21 - Open vraag
Schrijf de zin
Slide 22 - Open vraag
Schrijf de zin
Slide 23 - Open vraag
Schrijf de zin
Slide 24 - Open vraag
Schrijf de zin
Slide 25 - Open vraag
Schrijf de zin
