8. El pretérito imperfecto

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?

  • Pretérito imperfecto

  • Vocabulario

  • Los deberes
Bogotá, Colombia

Slide 2 - Tekstslide

El pretérito imperfecto
Let op: er staat bij er/ir een accent op de letter i.

Slide 3 - Tekstslide

Los verbos irregulares
(het hele werkwoord is haber)

Slide 4 - Tekstslide

En Cataluña hay un pueblo antiguo, reconstruido para ver cómo vivía la gente en el pasado. Se llama Pals.
1. Lee el texto y escribe los imperfectos. Lees de tekst en noteer de imperfectos.
2. Busca el infinitivo y traduce los verbos. Zoek de infinitief en vertaal de werkwoorden.
3. Lee desde…”En esa época – luz eléctrica". Leg kort in het Nederlands uit hoe de huizen er vroeger uitzagen. 
¿Cómo era antes?
Hoe was het vroeger?

Slide 5 - Tekstslide

Las respuestas "¿Cómo era antes?"
vivía - vivir - wonen / leven
eran - ser - zijn
tenían - tener - hebben
había - haber - er is/er zijn
dormía - dormir - slapen
era - ser - zijn
cocinaba - cocinar - koken
sacaban - sacar - uithalen
lavaban - lavar - wassen
trabajaban - trabajar - werken
se levantaban - levantarse - opstaan
se acostaban - acostarse - naar bed gaan
Hoe zagen de huizen er vroeger uit?
Ze waren erg klein en donker. Ze hadden smalle deuren en ramen. Er was geen verwarming. Iedereen van het gezin sliep in dezelfde kamer. Er waren weinig meubels en alles was erg eenvoudig. Er werd gekookt op vuur en er was geen stromend water. Er was geen elektrisch licht.  

Slide 6 - Tekstslide

stappenplan
1. Vertaal de werkwoorden.
2. Bekijk in welke zin de werkwoorden horen. 
Kom je er niet uit? Ga dan door naar de volgende zin. 
Vul eerst in wat je weet. 
3. Zoek het onderwerp in de zin en vervoeg de werkwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

stappenplan
1. Vertaal de werkwoorden.
2. Bekijk in welke zin de werkwoorden horen. 
Kom je er niet uit? Ga dan door naar de volgende zin. 
Vul eerst in wat je weet. 
3. Zoek het onderwerp in de zin en vervoeg de werkwoorden.

*Sommige werkwoorden dien je meerdere keren te gebruiken.
hacía(s)
vivía(s)
iba
era
tenías
había
eran
podíamos
hablábamos
pegaba
gustaba
gustaba
tenía
trabajaban
jugaban
trabajaban
jugaban

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Los deberes
martes, 1 de junio, tercera hora



    Maak opdracht 4 in je schrift
                    página 103.


Slide 10 - Tekstslide