Retailmix hfst 9 paragraaf 9.4- 9.8

Hoofdstuk 9 retailmix
 (9.4 tm 9.8)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
detailhandelMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9 retailmix
 (9.4 tm 9.8)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhalen 9.1 tm 9.3
Behandelen lesstof
vragen maken

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Zoek een rood en een groen voorwerp. Je krijgt vragen van je docent. Is het antwoord goed? Toon je groene voorwerp. Fout? Toon je rode voorwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Prijs
De prijs is het meest flexibele marketingsinstrument. Dit kun je snel aanpassen. 
Alle prijsaanduidingen noem je: pricing

Slide 4 - Tekstslide

Pricing
- Het geeft informatie over de prijs, zo kopen mensen sneller
- Klant kan zo snel en gemakkelijk winkelen
- Wettelijk verplicht om informatie over de prijs te geven

Slide 5 - Tekstslide

Hoe wordt de prijs bepaald?
1. De klant
2. Kosten van het product
3. Afspraken
4.Concurrenten
5. Wettelijke bepalingen

Slide 6 - Tekstslide

De winkelier bepaald de prijs. Maar welke factoren hebben nog meer invloed op de prijs?

Slide 7 - Woordweb

Waarom gebruiken ze geen hele bedragen?

Slide 8 - Tekstslide

Waarom willen willen veel vrouwen een Gucci tas?

Slide 9 - Open vraag

Wat wil de winkel hiermee bereiken?

Slide 10 - Open vraag

Iedere klant heeft een andere beleving van prijs
1. Goedkoop- duurbeleving
2. Kwaliteitsbeleving
3. Statusbeleving
4. Voordeelbeleving ( 2 voor de prijs van 1)

Slide 11 - Tekstslide

Statusbeleving
Voordeelbeleving
Kwaliteitsbeleving

Slide 12 - Sleepvraag

Kosten van een product
1. inkoopkosten
2. Bedrijfskosten

Slide 13 - Tekstslide

Wat wordt verstaan onder bedrijfskosten?

Slide 14 - Open vraag

Kan de Kruidvat zelf zijn prijzen bepalen? Of zullen er afspraken gemaakt zijn met fabrikant/groothandel/filialen?
A
nee
B
ja

Slide 15 - Quizvraag

De prijs van een product mag je in Nederlands ook in Dollar erop zetten ipv Euro
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

De Action is gericht op Prijsdistributie of Servicedistributie
A
Prijsdistributie
B
Servicedistributie

Slide 17 - Quizvraag

De Bijenkorf richt zich op:
A
Prijsdistributie
B
Servicedistributie

Slide 18 - Quizvraag

9.5 Presentatie
Met behulp van presentatie creeer je beleving die een klant wil meemaken als hij gaat winkelen. Dit wordt steeds belangrijker. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

De presentatie en de winkelformule
Dit moet bij elkaar passen. De presentatie van de Action kan niet heel duur en luxe uitzien want dit past niet bij de winkelformule. Ook moet de stijl van de website passen bij de winkel. 

Slide 21 - Tekstslide

Huisstijl
Bij een winkelformule hoort een huisstijl. Dit een visuele presentatie dus denk aan kleur en vormgebruik. Wat is de belangrijkste kleur van de Hema? 

Slide 22 - Tekstslide

Rode kleur
Zelfde lettertype

Slide 23 - Tekstslide

Maak vraag 19 en 20

Slide 24 - Tekstslide

Noem redenen waarom een winkel aan promotie moet doen?

Slide 25 - Woordweb

9.6 Promotie 
Redenen:
1. Artikelen bekend maken
2.  Interesse wekken van consument
3. klant naar de winkel trekken
4. Winkelimago overbrengen
5. Mensen winkeltrouw maken

Slide 26 - Tekstslide

promotie afstemmen op de klant
1. Persoongebonden probleem: bijv te weinig tijd hebben om te winkelen
2. Productgebonden probleem:  bijv. omgaan met ingewikkelde apparatuur 
3. Winkelgebonden probleem: slechte parkeergelegenheid 

Slide 27 - Tekstslide

Op welke manieren kan een winkel aan promotie doen?

Slide 28 - Woordweb

Manieren van promotie
1. Reclame
2. Persoonlijke verkoop
3. Promotions ( bijv. gratis proefsetje)
4. Publiciteit (tv, krant) 

Slide 29 - Tekstslide

Deze kledingwinkel wil reclame maken. Hoe kunnen ze dit het beste doen?
(De doelgroep is tussen de 15 en 25 jaar)

Slide 30 - Open vraag

Dit is de markthal in Rotterdam.
Ze willen mensen hierheen trekken voor de beleving. 

Slide 31 - Tekstslide

9.7 Personeel
Personeel is een onderdeel van de retailmix.  In een speciaalzaak waar de klant artikelen koopt is personeel nog belangrijker. Waar let men op?
- 7% taalgebruik 
- 38% lichaamstaal
- 55% uiterlijke verzorging

Slide 32 - Tekstslide