DISK thema 4 eten - les 2 - voltooid deelwoord - past perfect

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

NT2

donderdag 12 november

Hoe gaat het?

DISK

Hoe ver ben je?

Don't forget!

> grammaticatrainer

> send me the "taken"

Wat gaan we doen?

• DISK Thema 4 - eten
• 
  
• Spreken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)

= Present Perfect

Het heeft gesneeuwd (it has snowed)

Mevrouw De Backer is gevallen (she has tripped)

Jantje heeft zijn kamer dan toch opgeruimd (he has cleaned)

Nynke heeft mijn haar geknipt (he has cut)

NEW: 

Een voltooid deelwoord begint met

ge-, be-, her-, ver- of ont-

eten - ik heb gegeten (I have eaten)
beloven - ik heb beloofd (I have promissed)

herkennen - ik heb herkend (I have recognized)

vergeten - ik ben vergeten (I have forgotten)

Voltooid = klaar (finished)

Gaat altijd samen met 

 hebben, zijn of worden

Ik heb gepraat (I have talked)

Hij is ziek geweest (He has been ill)

De taart wordt gegeten (The cake is being eaten)

Do you remember?

HEBBEN = TO HAVE

Ik ???

Hij / zij / u ???

Jij ???

Wij hebben

Zij hebben

Jullie hebben

The rule = de regel

T                                                    D

Do you remember?

ZIJN = TO BE

Ik ???

Hij / zij / u ???

Jij ???

Wij zijn

Zij zijn

Jullie zijn

Bijvoorbeeld = for example

Ik ben ziek geweest (I have been ill)

Hij is boos geweest (He has been angry)

Wij zijn naar school gegaan (We have gone to school)

Ik .... koekjes .... (eten)

koekjes = cookies
eten = to eat

1. ben gegeten
2. heb gegeten
3. wordt gegeven
4. heeft gegeven

Ik ... de groenten ... (vergeten)

groente = vegetables
vergeten = to forget

1. ik heb vergeten
2. ik heeft vergeten
3. ik ben vergeten
4. ik is vergeten

Ik ... de vraag ... (begrijpen)

de vraag = the question
begrijpen = to understand

1. ik ben begrijpen
2. ik heb begrijpt
3. ik heb begrepen
4. ik ben begrijpt

Vul in. Voorbeeld

koken                 Hij __________ rijst ____________

antwoord:        Hij heeft rijst gekookt.

spelen
De kinderen _______ buiten _________

huilen
De baby ______ vannacht __________

tekenen
Agnes _____ een mooie bloem ______

huren
Mijn familie _______ een boot ________

smeren
Els _______ zalf op haar arm __________

hoesten
Ik ________ vorige week veel _________

maken
Jij _____ de opdracht goed ________

Nieuwe woorden - thema 4 - eten

het avondeten

• zelfstandig naamwoord (noun)
• wat je 's avonds eet (warm)
• het ontbijt - het avondeten
• zin: Ik heb zin in het avondeten

het bestek

• zelfstandig naamwoord (noun)
• daar eet je mee
• het bestek: mes, vork, lepel
• zin: Het bestek ligt naast het bord (the plate).

ongezond

• bijvoeglijk naamwoord (adjective)
• niet gezond (unhealthy)
• gezond <-> ongezond
• niet goed voor je   gezondheid
• zin: Een donut is ongezond.

Ongezond

Gezond

snijden

• werkwoord (verb)
• "kapot" maken 
• je gebruikt een mes om te snijden
• zin: Ik snijd de appel in stukjes (in pieces).

bestellen

• werkwoord (verb)
• in een restaurant om eten   vragen (to order)
• zin:
  Ik wil een toetje bestellen
  (I want to order a desert)

Klanken thema 3 & 4

f (hard) / v (zacht)

fiets      flat       fruit

viool       vader     vechten

s (hard) / z (zacht)

snoep       suiker     stoppen
zeep     zeker        zacht

Aan het eind van een woord f of s

(at the end of a word)

gaaf             huis

druif            laars

wolf             boos

beloof         advocates     

In het midden van een woord: f > v and s > z

(in the middle of a word)

gaaf           gave            boos       boze

druif          druiven       huis        huizen

wolf           wolvin         laars       laarzen

    

Wat eet jij ?

Ontbijt = breakfast

Lunch = lunch

Avondeten = dinner

Tussendoor = in between

Schrijven in DISK

Ga naar taak 5 van thema 4

Spreken

Tussendoor = in between

Do you remember?

HEBBEN = TO HAVE

Ik ???

Hij / zij / u ???

Jij ???

Wij hebben

Zij hebben

Jullie hebben