Quiz herhaling hfst 3 Economische ontwikkeling
1 / 19
Lesduur is: 25 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
In een perifeer land werken de meesten mensen in de sector:
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Diensten
Slide 3 - Quizvraag
tertiaire sector
industrie
landbouw
diensten
primaire sector
secundaire sector
periferie
semiperiferie
Centrum
Slide 4 - Sleepvraag
Wat hoort niet bij de landbouw?
A
Akkerbouw
B
Veeteelt
C
Visserij
D
Tuinbouw
Slide 5 - Quizvraag
Waarom stellen landen in de (semi)periferie Speciale Economische Zones in?
Slide 6 - Open vraag
Als in een land veel mensen in de primaire sector, de landbouw, werken, dan is het land waarschijnlijk een...
A
centrumland
B
perifeer land
Slide 7 - Quizvraag
Wat hoort niet bij duurzame landbouw?
A
gemengde landbouw
B
extensieve landbouw
C
bosbouw
D
genetische modificatie
Slide 8 - Quizvraag
Is er sprake is van extensieve- of intensieve landbouw op de afbeelding?
A
Extensieve landbouw
B
Intensieve landbouw
Slide 9 - Quizvraag
Is er sprake van zware of lichte industrie op de afbeelding?
A
Zware
B
Lichte
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn belangrijke vestigingsfactoren voor bedrijven
Slide 11 - Open vraag
Welke drie productiefactoren hebben we besproken?
Slide 12 - Open vraag
Machines nemen steeds meer het werk over van mensen.
Welk begrip past hier bij?
Welk begrip past hier bij?
A
Mechanisatie
B
Automatisering
C
Monocultuur
D
Specialisatie
Slide 13 - Quizvraag
Tertiaire sector = kantoorbanen, primaire sector = landbouw, secundaire sector = industrie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Wat is géén gevolg van schaalvergroting in de landbouw?
A
Lagere kosten
B
Verlies van biodiversiteit
C
Genetische modificatie
D
Lager aantal boeren
Slide 15 - Quizvraag
Tot welke sector van werk horen de banen in de informele sector meestal?
A
Landbouw
B
Industrie
C
Diensten
D
Geen van deze drie
Slide 16 - Quizvraag
Landbouw sector
Industrie sector
Diensten sector
Slide 17 - Sleepvraag
Wat betekent export?
A
Alle bedrijven die diensten verlenen. Heet ook tertiaire sector.
B
Levering van producten en diensten aan een ander land.
C
Bedrijf met vestigingen in verschillende landen.
D
Vervanging van arbeid door computers en computerprogramma’s.
