2tL Paragraaf 3.3

3.3 De strijd van arbeiders 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.3 De strijd van arbeiders 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gebeurden er met je als je ging staken in de 19de eeuw?
A
Je werd ontslagen
B
Je kreeg nog maar de helft van je loon
C
Je moest ook op zondag komen werken
D
je kreeg loonsopslag

Slide 2 - Quizvraag

Arbeiders die door een ongeluk niet meer kunnen werken, krijgen een uitkering
Kinderen tussen 6 en 12 jaar moeten naar school
Kinderen onder 12 jaar mogen niet in fabrieken werken
Kinderwetje van Van Houten
Leerplichtwet
Ongevallenwet

Slide 3 - Sleepvraag

Er komt een wet om kinderarbeid tegen te gaan. Hoe heette deze wet?
A
Het kinderwetje van Drees
B
Het kinderwetje van De Jong
C
Het kinderwetje van Kuijpers
D
Het kinderwetje van Van Houten

Slide 4 - Quizvraag

Welk jaartal?
Kinderwetje van Houten
A
1874
B
1889
C
1901
D
1917

Slide 5 - Quizvraag

Hieronder staan begrippen uitgewerkt. 
Om welk begrip gaat het?
Vereninging van werknemers die zich inzetten voor arbeiders
Opkomen voor gelijke rechten van vrouwen
Politieke partij die opkomt voor arbeiders
wet waarmee de overheid het leven van arbeiders wilt verbeteren.
Algemeen kiesrecht
sociale wet
vakband
feministen
Socialisten

Slide 6 - Sleepvraag

Vakbond

De vakbond komt op voor de belangen van werkgevers.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Arbeiders gingen ook vakbonden oprichten. Waar streden de vakbonden niet voor.
A
Afschaffing kinderarbeid
B
Hogere lonen
C
Meer winst voor de fabriekseigenaar
D
Betere werktijden

Slide 8 - Quizvraag

Wat was het doel van een vakbond?
A
Stakingen organiseren
B
Arbeidsomstandigh. verbeteren
C
Sociale wetten maken
D
Werkgevers verdedigen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een sociale wet?
A
een wet die zorg dat mensen socialer worden
B
een wet die zorgt dat de werkomstandigheden beter worden
C
een wet die zorgt dat de leef- en werkomstandigheden van mensen beter worden
D
een wet die zorgt dat de leefomstandigheden beter worden

Slide 10 - Quizvraag

Sociale wetten zijn er om...
A
de rijken minder belasting te laten betalen.
B
mensen socialer naar elkaar te laten doen.
C
zwakke mensen in de samenleving te steunen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat was geen sociale wet?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Invoering achturige werkdag
C
Invoering leerplicht
D
Invoering algemeen kiesrecht

Slide 12 - Quizvraag

Wat was de eerste sociale wet?
A
Algemene Ouderdoms Wet
B
Bijstandswet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
Armenwet

Slide 13 - Quizvraag

Sociale wetten zijn ...

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 14 - Quizvraag

Tot welke politieke stroming behoorde de bedenker van het Kinderwetje?
A
Het liberalisme
B
Het communisme
C
Het socialisme
D
Het confessionalisme

Slide 15 - Quizvraag

Wat was het Kinderwetje
van Van Houten?
A
Kinderen mochten niet meer werken.
B
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer werken.
C
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer in de fabriek werken
D
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet langer dan acht uur in de fabriek werken.

Slide 16 - Quizvraag

Het kinderwetje van houten gaat over?
A
Leerplicht
B
Toeslagen voor ouder met kinderen
C
Verbod op kinderarbeid
D
Dat je maar 2 kinderen mocht krijgen

Slide 17 - Quizvraag

Kinderwetje van van Houten
A
Socialist
B
Liberaal

Slide 18 - Quizvraag

Wie bedacht het kinderwetje van 1874?
A
Johan Rudolf Thorbecke
B
Mark Rutte
C
Koning Willem III
D
Samuel van Houten

Slide 19 - Quizvraag

Waarom was het Kinderwetje van Van Houten niet effectief?
A
Kinderen moesten niet naar school
B
Nu moesten ze thuis schoonmaken
C
Mensen leefden nu helemaal in armoede
D
De wet werd niet gecontroleerd

Slide 20 - Quizvraag

Het kinderwetje van Van Houten had niet op alle beroepssectoren invloed.

Het kinderwetje werd niet ingevoerd in de ....
A
industriesector
B
landbouwsector

Slide 21 - Quizvraag

Door toedoen van het paard Francis David graaf Schimmelpenninck werd de leerplicht ingvoerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Twee uitspraken:

1. De Leerplichtwet werd eerder ingevoerd dan het Kinderwetje van van Houten.

2. Na de invoering van het Kinderwetje van van Houten mochten kinderen gewoon blijven op het land en in de mijnen.
Hierna: uitleg Medische Revolutie.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Waarom hadden veel ouders kritiek op deze leerplichtwet?
Gebruik de bron
A
omdat arme gezinnen de inkomsten van werkende kinderen hard nodig hadden om in leven te blijven
B
omdat boeren hun kinderen onder de twaalf jaar niet meer op hun bedrijf mee mochten laten werken
C
omdat kinderen verplicht werden tot hun twaalfde jaar onderwijs te volgen
D
omdat ouders hun kinderen onder de twaalf jaar niet meer konden dwingen huishoudelijk werk te verrichten

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
leerplicht
A
Wet uit 1900 waardoor alle kinderen tot 12 naar school moesten.
B
Wet uit 1919 waardoor je maar 8 uur per dag hoefde te werken.
C
Wet uit 1874 waarbij kinderen tot 12 niet meer hoefden te werken.
D
Wet uit 1848 waarbij de koning zijn macht verloor.

Slide 25 - Quizvraag

De socialisten...
A
Namen het op voor de christelijke mensen
B
Namen het op voor de liberalen
C
Namen het op voor arbeiders
D
Namen het op voor fabriekseigenaren

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn socialisten?
A
Vaak fabriekseigenaren die winst willen maken
B
Arbeiders die gelijkheid willen
C
Mensen die sociaal omgaan met anderen
D
Rijke burgers die geen belasting willen betalen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een socialist?
A
Een sociaal persoon die begaan is met de armoede van anderen.
B
Een rooie rakker die andere de schuld gaf dat hij geen centen had.
C
Deze wilde het lot van de arbeider verbeteren door een revolutie te starten.
D
Deze wilde het lot van de arbeider verbeteren met vakbonden.

Slide 28 - Quizvraag


Wat wilden de socialisten?
A
Zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
B
Meer invloed van de kerk
C
Algemeen Kiesrecht
D
Meer invloed van de koning

Slide 29 - Quizvraag

De SDAP was een...
A
Liberale politieke partij
B
Socialistische politieke partij
C
Katholieke politieke partij
D
Protestantse politieke partij

Slide 30 - Quizvraag

Wie richtten de politieke partij SDAP op?
A
Liberalen
B
Feministen
C
Socialisten
D
Katholieken

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekenen de letters SDAP?
A
Sociaal Democratische Arbeiderspartij
B
Sociaal Duitse Arbeiderspartij
C
SpeciaalDemocratische Arbeiderspartij
D
Sociale Directeuren Arbeidersoverleg Partij

Slide 32 - Quizvraag

Wat is NIET waar over Aletta Jacobs?
A
Ze was de eerste vrouwelijke arts van Nederland
B
Ze was het eerste meisje in Nederland dat mocht studeren
C
Ze was een voorstander van vrouwenkiesrecht
D
Ze was de eerste vrouwelijke minister president van Nederland

Slide 33 - Quizvraag

Wie was Aletta Jacobs?
A
Kwam op voor algemeen kiesrecht
B
Kwam op voor de mannenrechten
C
Kwam op voor vrouwenrechten
D
Kwam op voor de rechten van klas 2D

Slide 34 - Quizvraag

Wie was Aletta Jacobs?
A
Eerste vrouwelijke arts
B
Eerste vrouwelijke politicus
C
Eerste vrouwelijke docent
D
Eerste vrouwelijke directeur

Slide 35 - Quizvraag

Wat wilde Aletta Jacobs worden?
A
Advocaat
B
Rechter
C
Dokter
D
Politicus

Slide 36 - Quizvraag

Wat was er bijzonder aan Aletta Jacobs?
A
Ze was heel groot voor een meisje
B
Ze was heel belangrijk in de politiek
C
Ze is toegelaten tot de universiteit en werd arts
D
Ze gaf les op school en dat was bijzonder

Slide 37 - Quizvraag