Paragraaf 9: sterke en zwakke werkwoorden

Welkom bij Nederlands
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lezen

Sterke en zwakke werkwoorden

Huiswerk + online oefene

Slide 2 - Tekstslide

timer
15:00
Pak je leesboek voor je!

Slide 3 - Tekstslide

$1 & 2 Introductie - Sociale media
SPELLING - ww
$9 Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Doel


Ik kan sterke en zwakke werkwoorden gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 8 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 9 - Sleepvraag


Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?
A
Ja, het is een zwak werkwoord
B
Nee, het is een sterk werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Maken
Opdracht: 1 t/m 4

Online: sterke en zwakke werkwoorden 1 en 2

Slide 11 - Tekstslide