1G 15 april §9 sterke en zwakke werkwoorden
1 / 19
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Link
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Link
Is het werkwoord sterk of zwak?
kloppen
bedenken
reizen
koken
slapen
verhuizen
vastmaken
vertellen
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden
Slide 10 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.
Slide 11 - Quizvraag
Sterk of zwak werkwoord?
'Lopen'
'Lopen'
A
Sterk
B
Zwak
Slide 12 - Quizvraag
Sterk of zwak werkwoord?
'werken'
'werken'
A
Sterk
B
Zwak
Slide 13 - Quizvraag
Sterk of zwak werkwoord?
'Lezen'
'Lezen'
A
Sterk
B
Zwak
Slide 14 - Quizvraag
Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?
A
Ja, het is een zwak werkwoord
B
Nee, het is een sterk werkwoord
Slide 15 - Quizvraag
Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen
Slide 16 - Sleepvraag
Ik weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden
😒🙁😐🙂😃
